Het kattengebit

Het gebit van de kat bestaat uit snijtanden, hoektanden en twee soorten kiezen: de premolaren en de molaren. Een volledig melkgebit van een kitten bevat 26 tanden en kiezen en een volwassen kat heeft 30 tanden en kiezen. Dit komt omdat de vier achterste kiezen (de molaren) bij een kitten niet aanwezig zijn. Als een kitten vijf weken oud is zijn alle tanden en kiezen van het melkgebit doorgekomen. Op een leeftijd van 3,5 maand begint de kitten met wisselen en op een leeftijd van 7 maanden is het gebit volledig gewisseld (1).

Een jonge poes van 6,5 maand met een gezond gebit.

Een jonge poes van 6,5 maand met een gezond gebit.

Een kat begint zijn leven altijd met een gezond gebit, waarbij de tanden wit zijn en het tandvlees roze. Helaas ontwikkelen veel katten in de loop van hun leven gebitsproblemen. In een Belgisch onderzoek waarbij ‘gezonde katten’ van zes jaar en ouder werden gescreend door dierenartsen, werd bij 72% (72/100) van de kattenkatten tandvleesontsteking (gingivitis) geconstateerd (2). Hierbij moet wel worden vermeld dat enkel op basis van een algemeen klinisch onderzoek bij de wakkere kat deze diagnose werd gesteld, dus mogelijk was er bij een deel van de katten meer aan de hand (zie verder). Naast tandvleesontsteking zijn de meest voorkomende afwijkingen van het kattengebit: tandplak, tandsteen, uitgebreide tandvleesontsteking waarbij ook botverlies aanwezig is (parodontitis) en tandhalslesies (3).

Bij katten met een gebitsprobleem kunnen onder andere de volgende klachten door een eigenaar worden opgemerkt: verminderde of geen eetlust, halitose (stinken uit de bek), schudden met de kop, met de poten naar de bek klauwen, likken aan de bek, veel slikken, kwijlen, met de kop over de grond wrijven (3).

Van tandplak tot parodontitis

In elke kattenmond zitten veel bacteriën en een deel van deze bacteriën vormen een laag plak op de tanden en kiezen. Tandplak is zacht en wit tot grijs van kleur. De plakvormende bacteriën zitten in een biofilm aan de gebitselementen vastgehecht (4). Deze biofilm is een slijmlaag die door de bacteriën zelf wordt geproduceerd en hierdoor zijn ze goed beschermd tegen invloeden van buitenaf, zoals antibiotica. Tandplak zit in eerste instantie enkel op het zichtbare deel van de tand of kies. De tandplak breidt echter uit richting de overgang van tand op tandvlees en er wordt ook tandplak gevormd in de kleine groef die aanwezig is tussen tand en tandvlees, de gingivale sulcus. Deze groef is bij een gezond kattengebit max. 0,5 mm diep en mag niet bloeden bij aanraking (4).

Binnen een aantal uur na de vorming van tandplak kan het tandplak gaan mineraliseren en wordt tandsteen gevormd. Dit mineralisatieproces kan binnen twee weken zijn voltooid. Er ontstaat vervolgens een vicieuze cirkel, want de aanwezigheid van tandsteen zorgt voor een extra ruw oppervlak in de kattenbek, waardoor nieuwe plakvormende bacteriën een plek hebben om vast te hechten en het proces zich herhaalt (4).

Een kater van 5 jaar met tandsteen (geelbruine aanslag) op de achterste kiezen.

Een kater van 5 jaar met tandsteen (geelbruine aanslag) op de achterste kiezen.

De vorming van tandplak en tandsteen, vooral in de gingivale sulcus, kan zorgen voor tandvleesontsteking (gingivitis). Het tandvlees is rood in plaats van roze, kan gezwollen zijn en begint te bloeden bij aanraking. Verrassend genoeg zijn het niet de bacteriën, maar is het de reactie van het afweersysteem van de kat dat bepaalt of deze gingivitis weer overgaat, een stabiel stadium bereikt of evolueert tot een chronische ontstekingsreactie (5,6). Gingivitis kan worden opgelost zonder blijvende schade aan te richten, maar kan ook evolueren tot parodontitis. In dit geval worden de weefsels aangetast die zorgen voor vasthechting van de tand of kies in de kaak. Er treedt afbraak van botweefsel op en de tand of kies komt los te zitten. Soms trekt het tandvlees terug en zijn de wortels van de tand of kies met het blote oog al zichtbaar, maar dit hoeft  niet altijd het geval te zijn. Parodontitis is altijd een gevolg van onbehandelde gingivitis (4).

Er wordt vaak gesuggereerd dat gebitsaandoeningen invloed hebben op het ontstaan van andere aandoeningen, zoals cardiovasculaire aandoeningen, voortplantingsproblemen, suikerziekte en leverafwijkingen. Deze aandoeningen zouden worden veroorzaakt doordat er via de bek bacteriën in de bloedbaan terecht komen, maar ook door de ontstekingsmediatoren die in het lichaam circuleren vanwege de ontstekingen in de bek. Bij mensen zijn deze relaties al wetenschappelijk bewezen en ook in de diergeneeskunde is er een positief verband aangetoond tussen de aanwezigheid van parodontitis en afwijkingen in de weefselstructuur van het hart en andere interne organen. Er is echter nog geen definitief bewijs dat deze afwijkingen ook worden veroorzaakt door de ontstekingen in de bek en dat het niet om toevalsbevindingen gaat (6).

Tandhalslesies

Een ander veel voorkomend probleem bij katten zijn tandhalslesies, in de literatuur ook Feline Odontoclastic Resorptive Lesions (FORL) genoemd. Bij dit proces worden de wortels van de tand of kies aangetast. De wortels lossen langzaam op (resorptie) en worden vervangen door botweefsel. Het resorptieproces kan ook uitbreiden naar de kroon van de tand of kies, waarbij deze vaak afbreekt, terwijl de (restanten van) de wortels nog aanwezig zijn in het tandvlees (3,7,8). Er wordt gesuggereerd dat een langdurige te hoge inname van vitamine D via het dieet een mogelijke oorzaak van de tandhalslesies is, maar de precieze oorzaak (of oorzaken) zijn nog onbekend (7,9). Tandhalslesies worden zelden gezien bij katten jonger dan twee jaar en worden vaak pas voor het eerst opgemerkt vanaf vier tot zes jaar leeftijd (8,9). Een uitzondering hierop vormen de Burmees en de Oosterse rassen. Bij deze rassen komt lijkt dit probleem vaker voor te komen en worden tandhalslesies voor het eerst bij katten jonger dan 12 maanden gezien (10).

Diagnose en behandeling

Bij een algemene controle door een dierenarts kan vaak al worden vastgesteld of er sprake is van een gebitsprobleem. Dit hangt wel af van het karakter van de kat en de ernst (en dus pijnlijkheid) van de gebitsproblemen. De volledige diagnose kan echter pas worden gesteld als de kat onder volledige narcose is. Dan kan worden vastgesteld of er sprake is van gingivitis of parodontitis en of er losse tanden en/of kiezen aanwezig zijn. Bij voorkeur worden er ook röntgenfoto’s gemaakt van het gebit, vooral om de aanwezigheid van tandhalslesies en wortelfracturen op te merken, maar niet elke dierenarts heeft deze mogelijkheid (3,6).

De behandeling vindt ook plaats onder volledige narcose. Het doel van de behandeling is het verwijderen van tandplak en tandsteen en andere factoren die aanleiding kunnen geven tot gingivitis en daarop volgende parodontitis (1,6). Indien nodig worden tanden en/of kiezen getrokken (6).

Enkel een antibioticabehandeling is nooit voldoende, omdat de bacteriën zich in een biofilm bevinden en daardoor goed beschermd zijn tegen de werking van antibiotica. Soms kan aanvullend op de gebitsbehandeling wel een antibioticabehandeling nodig zijn, bijvoorbeeld als de kat al een verminderde weerstand heeft door andere aandoeningen, zoals een hart-, nier- of miltaandoening (1,6).

Preventie

In tegenstelling tot de humane tandheelkunde wordt er in de diergeneeskunde nog weinig aan preventie van gebitsproblemen gedaan en zijn we vooral bezig met ontstane problemen te behandelen. Enkele uren na een professionele gebitsreiniging ontstaat er echter al weer nieuwe tandplak in de bek en binnen twee weken kan de eerste tandsteen al weer zichtbaar zijn (4). Preventie van gebitsproblemen is daarom zeer belangrijk en de belangrijkste preventieve doelen zijn om de vorming van tandsteen te voorkomen en het aanwezige tandplak snel te verwijderen.

Tandenpoetsen

Bij mensen is aangetoond dat tanden poetsen een vitale rol speelt in de gezondheid van het gebit en tandvlees (11). In een Pools onderzoek blijkt de gezondheid van het kattengebit gemiddeld ook beter te zijn bij de kat waarvan dagelijks de tanden worden gepoetst, dan van  de katten waarbij dit niet gebeurt (12). Belangrijk is wel dat hierbij een tandpasta wordt gebruikt voor huisdieren (zonder mintsmaak of fluoride) en uiteraard moet het tanden poetsen worden aangeleerd. Bij het tandenpoetsen is het de bedoeling te poetsen op de overgang van de tand of kies naar het tandvlees en de tandenborstel in een hoek van 45 graden te houden zodat het tandplak ter hoogte van de gingivale sulcus wordt aangepakt (4). Op internet staan meerdere filmpjes waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe je dit het beste kan aanleren bij je kat. Het tanden poetsen is de gouden standaard voor het behouden van een goede gezondheid van het gebit en dit is zeker niet onmogelijk, maar blijkt in de praktijk toch lastig vol te houden zijn voor eigenaren (13).

Dieet

In het algemeen wordt aangenomen dat een droogvoer (een brok) goed is voor het gebit en een nat voer (blik of zakje) slecht is voor het gebit. Bovendien zou rauw vlees beter zijn voor het gebit dan ander voer. Deze stellingen worden momenteel echter niet ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Er is wel aangetoond dat het kauwoppervlak en de kauwactiviteit van de kat belangrijk is in de vermindering van tandplakvorming. Door dikkere brokken met een grote oppervlak aan te bieden of voer te geven waar meer structuur in zit wordt minder tandplak gevormd (6,14). Door de kat vaker te laten kauwen, bijvoorbeeld op een kauwstaafje, kan tandsteenvorming en ontstaan van gingivitis ook worden beperkt (15,16).

Sanne van Aerts, dierenarts gezelschapsdieren

Referenties

  1. König, H.E. & Liebich, H.-G. (2007). Veterinary Anatomy of Domestic Mammals. Stuttgart: Schattauer GmbH, 3rd edition, p310-320.
  2. Paepe, D., Verjans, G., Duchateau, L. et al. (2013) Routine health screening. Findings in apparently healthy middle-aged and old cats. Journal of Feline Medicine and Surgery 15: 8-19.
  3. Clarke, D.E. & Caiafa, A. (2014) Oral examination in the cat. A systemic approach. Journal of Feline Medicine and Surgery 16: 873-866.
  4. Perry, R. & Tutt, C. (2015) Periodontal disease in cats. Back to basics – with an eye to the future. Journal of Feline Medicine and Surgery 17: 45-65.
  5. Dentino, A., Lee, S., Mailhot, J. et al. (2013) Principles of periodontology. Periodontology 2000 61: 16-53.
  6. De Simoi, A. (2012) Systemic implications of periodontal disease. Veterinary Focus 22 (3): 25-30.
  7. Reiter, A.M., Lewis, J.R., Okuda, A. (2005) Update on etiology of tooth resorption in domestic cats. Veterinary Clinics of North America – Small Animal Practice 35: 913.
  8. Reiter, A.M. & Mendoza, K.A. (2002) Feline odontoclastic resorptive lesions. An unsolved enigma in veterinary dentistry. Veterinary Clinics of North America – Small Animal Practice 32: 791.
  9. Reiter, A.M., Lyon, K.F., Nachreiner, R.F. et al. (2005) Evaluation of calciotropic hormones in cats with odontoclastic resorptive lesions. American Journal of Veterinary Research 66: 1446.
  10. Lommer, M.J. & Verstraete F.J. (2000) Prevalence of odontoclastic resorption lesions and periapical radiographic lucencies in cats: 265 cases (1995-1998). Journal of the American Veterinary Medical Association 217: 1866-1869.
  11. Drisko, C.L. (2013) Periodontal self-care: evidence based support. Periodontology 2000 62: 243-255.
  12. Buckley, C., Colyer, A., Skrzywanek, M. et al. (2011) The impact of home-prepared diets and home oral-hygiene on oral health in cats and dogs. British Journal of Nutrition 106: S124-S127.
  13. Miller, B.R. & Harvey, C.E. (1994). Compliance with oral hygiene recommendations following periodontal treatment in client-owned dogs. Journal of Veterinary Dentistry 11: 18-19.
  14. Clarke, D.E., Servet, E., Hendriks et al. (2010) Effect of kibble size, shape and additives on plaque in cats. Journal of Veterinary Dentistry 27: 84-89.
  15. Ingham, K.E., Gorrel, C., Bierer, T.L. (2002) Effect of a dental chew on dental substrates and gingivitis in cats. Journal of Veterinary Dentistry 19: 201-204.
  16. Gorrel, C., Inskeep, G., Inskeep, T. (1998) Benefits of a ‘dental hygiene chew’ on the periodontal health of cats. Journal of Veterinary Dentistry 15: 135-138.