De meeste dieren kunnen onderscheid maken tussen een kleinere en een grotere. We noemen dit ‘kwantiteitsdiscriminatie’. Dit ‘gevoel voor cijfers’ kan dieren helpen met belangrijke overlevingsbehoeften zoals het vinden van voedsel (welke plek heeft meer bessen?), het vermijden van conflicten (in welk gebied zijn meer roofdieren aanwezig?) en zich voort te planten (welk mannetje is groter?).

De verhouding tussen de verschillende keuzes is van invloed op de nauwkeurigheid van de kwantiteitsdiscriminatie. Het verschil tussen 1 en 5 items (ratio 1:5 of 0,20) is makkelijker vast te stellen dan het verschil tussen 4 en 5 items (ratio 4:5 of 0,80). Dit principe wordt de wet van Weber genoemd: hoe kleiner de ratio, hoe gemakkelijker het is om onderscheid te maken.

De meeste dieren kunnen de wet van Weber toepassen.  Maar de besluitvorming is langzamer en minder nauwkeurig als de verhouding groot is. Dit geldt ook voor mensen. Probeer het zelf maar eens: tussen welke van deze aantallen hieronder kun jij sneller onderscheid maken: tussen die van figuur 1 of van figuur 2?

 

                     Figuur 1.                                         Figuur 2.

Meeste onderzoek bij volwassen dieren

De meeste onderzoeken naar kwantiteitsdiscriminatie zijn gedaan bij volwassen dieren. Het is onbekend of het vermogen om grotere en kleinere hoeveelheden uit elkaar te houden, al aanwezig is bij jonge dieren of dat dit zich in de loop van de tijd ontwikkelt. Eerdere studies onderzochten het vermogen van volwassen katten om onderscheid te maken tussen grotere en kleinere hoeveelheden vormen.

 

Recent onderzoek bij kittens

In een recent onderzoek, uitgevoerd in Mexico, is ‘kwantiteitsdiscriminatie’ onderzocht bij kittens van de huiskat (Felis silvestris catus). Dit is gedaan op een deels gelijke manier als bij volwassen katten. Aan het onderzoek deden meer dan 20 kittens uit 8 verschillende nestjes mee. De kittens participeerde aan twee soorten testen toen ze zeven weken oud waren. De kittens woonden bij pleeggezinnen in Mexico-Stad en werden thuis getest. Na afloop van het onderzoek werden de kittens geadopteerd.

Methode

Vier uur voor elke testsessie werd de kittens voedsel onthouden om ervoor te zorgen dat ze gemotiveerd waren om deel te nemen aan het onderzoek. Elk kitten werd op een doos van ongeveer 25 cm hoog geplaatst, zodat ze alles goed konden overzien (zie figuur 3). Voor elk kitten stonden twee bakjes die op gelijke afstand van de verhoogde doos stonden. In het ene bakje lag een grotere hoeveelheid kattenvoer dan in het andere bakje. De onderzoekers varieerden willekeurig welke kant (rechts of links) de grootste hoeveelheid voedsel had. Om zo (eventuele) vooroordelen die kittens zouden kunnen hebben om naar rechts of links te gaan, te kunnen controleren. De kittens mochten van de doos af springen en naar de bak gaan die ze wilden. Als ze op enige wijze interactie hadden met het voedsel (bijvoorbeeld door het voedsel te likken, te eten of aan te raken), werd dat als hun keuze beschouwd.

Figuur 3. Experimentele opzet

Experiment 1: discriminatie tussen grote en kleine aantallen

In experiment 1 werden 12 verhoudingen getest. Waarvan 8 verhoudingen hetzelfde zijn als die eerder gebruikt werden in testen met volwassen katten. De ratio’s waren 1 vs. 4 (ratio: 0,25), 1 vs. 3 (0,33), 2 vs. 5 (0,4), 1 vs. 2 (0,5), 2 vs. 4 (0,5), 3 vs. 5 (0,6), 2 vs. 3 (0,67), 2 vs. 6 (0,67), 4 vs. 6 (0,67) en 3 vs. 4 (0,75). Omdat een recente studie bij puppy’s aantoonde dat de puppy’s niet konden differentiëren tussen 1 en 4, werden nog twee ‘makkelijke’ ratio’s getest, namelijk 1 vs. 6 (0,17) en 1 vs. 9 (0,11).

Resultaten experiment 1

Aan het eerste experiment deden 26 kittens (14 katertjes en 12 poesjes) mee. 25 van de kittens (96%) kozen in meer dan 50% van de gevallen het bakje met de grootste hoeveelheid voedsel. Eén kitten had geen duidelijke voorkeur. Kittens konden het beste discrimineren tussen de verschillende aantallen wanneer de ratio groot was: ze kozen vaker voor de grote hoeveelheid wanneer het verschil tussen de bakjes groter dan 0,4 was.

 

Experiment 2: discriminatie tussen grote en kleine hoeveelheden

Experiment 2 was vergelijkbaar van opzet en werd uitgevoerd met 24 kittens. De kittens kregen een grotere of kleinere hoeveelheid kattenvoer aangeboden in de vorm van een ‘koekje’. Een koekje met waarde ‘1’ had een oppervlakte van 3,14 cm2. Negen verschillende verhoudingen werden getest: 1 vs. 5 (ratio: 0,2), 1 vs. 4 (0,25), 1 vs. 3 (0,33), 2 vs. 5 (0,4), 1 vs. 2 (0,5), 3 vs. 5 (0,6), 2 vs. 3 (0,67), 3 vs. 4 (0,75) en 4 vs. 5 (0,8).

Resultaten experiment 2

Achttien van de kittens (75%) kozen in de meeste gevallen voor het grotere kattenvoer ‘koekje’. Vijf kittens gaven meestal de voorkeur aan het kleinere koekje en één kitten had geen duidelijke voorkeur. Hoewel de meeste kittens de voorkeur gaven aan het grotere koekje, was het effect minder sterk dan in het eerste experiment. Interessant genoeg kozen de meeste kittens bij de kleinste ratio (1:5; waarbij het ene koekje vijf keer groter was dan het andere) vaak voor de kleinere hoeveelheid.

 

Verklaringen voor de gevonden resultaten

De bevindingen bij de kittens lijken sterk op de bevindingen gevonden bij volwassen katten (Bánszegi et al. 2016). Kittens kiezen vaak voor de grootste hoeveelheid. Maar wanneer het verschil tussen twee hoeveelheden te groot was, gaven kittens, net als volwassen katten, de voorkeur aan de kleinere hoeveelheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat katten de voorkeur geven aan kleinere prooidieren. Een te grote stimulus kan een reden zijn om te pauzeren – misschien is een grotere prooi moeilijker te hanteren en is het veiliger om voor een kleinere hoeveelheid te gaan.

Interessant is dat kittens beter presteren dan puppy’s van vergelijkbare leeftijd (Miletto Petrazzini et al. 2020). Dit wordt waarschijnlijk verklaard door het feit dat kittens al op jonge leeftijd beginnen met jagen en vroeger hun vaardigheden op het gebied van kwantiteitsonderscheiding nodig hebben dan dieren die in groepen leven en jagen.

 

Conclusie

De studie van Szenczi en collega’s laat zien dat kittens op een leeftijd van zeven weken al in staat zijn hoeveelheden van elkaar te onderscheiden en dat ze dat doen op dezelfde manier als volwassen katten.

 

Bronartikel

Szenczi, P., Martínez-Byer, S., Chacha, J., Hudson, R., & Bánszegi, O. (2023). Quantity discrimination by kittens of the domestic cat (Felis silvestris catus). Animal Cognition, 1-8.

 

Referenties

  • Bánszegi, O., Urrutia, A., Szenczi, P., & Hudson, R. (2016). More or less: spontaneous quantity discrimination in the domestic cat. Animal Cognition, 19, 879-888.
  • Miletto Petrazzini, M. E., Mantese, F., & Prato-Previde, E. (2020). Food quantity discrimination in puppies (Canis lupus familiaris). Animal Cognition, 23, 703-710.

 

Vertaling met toestemming

Dit artikel is met toestemming van Mikel Delgado vertaald door Esther Bouma voor het Katten Kenniscentrum Nederland. Het originele artikel lees je hier.