Suikerziekte, ook wel diabetes mellitus genoemd, is een van de meest voorkomende ziekten bij de oudere kat. Hierbij wordt de bloedsuikerspiegel te hoog doordat insuline niet goed werkt. Katten met suikerziekte drinken veel, plassen veel, hebben honger en vallen ondanks dat alsnog af. Ze zitten ook niet lekker in hun vel. De behandeling bestaat uit het injecteren van insuline, hoewel er inmiddels ook een oraal alternatief op de markt is voor katten met suikerziekte. In dit artikel vind je alles wat je moet weten om je kat met suikerziekte een lang en gelukkig leven te geven.

Geschreven door: Nanda van de Weerd, dierenarts. Laatst bijgewerkt op: 23 augustus 2024

Wat is suikerziekte bij de kat?

Een normale, gezonde kat heeft een bepaalde hoeveelheid suiker in het bloed. Dit krijgt je kat binnen via voeding. De officiële naam van deze bloedsuiker is glucose en dit is de energiebron voor alle cellen in het lichaam. Het is dus belangrijk dat deze energiebron altijd voldoende beschikbaar is, anders kunnen ze niet hun normale werk doen. De lichaamscellen van je kat kunnen deze glucose alleen gebruiken wanneer deze bloedsuiker, de glucose, binnen in de cellen terecht komt. En daar gaat het bij suikerziekte nou net mis.

Bij het verplaatsen van de bloedsuiker vanuit het bloed naar het binnenste van de lichaamscellen, komt het hormoon insuline kijken. Deze insuline zorgt ervoor dat de suiker vanuit het bloed de lichaamscellen ingaat en daar verbruikt kan worden. Werkt de insuline niet goed, of is er te weinig van? Dan blijft de bloedsuiker, dus de glucose, gewoon in het bloed zitten. De bloedglucosespiegel van je kat wordt dan steeds hoger. Op een gegeven moment zullen zijn nieren de glucose uit het bloed gaan filteren waardoor je kat suiker in zijn urine krijgt. Als gevolg van de suiker in zijn urine wordt de urine ook extra waterig. Je kat zal daardoor heel veel plassen. En om dan niet uit te drogen zal je kat ook veel water moeten drinken.

De lichaamscellen van je kat krijgen ondertussen onvoldoende suiker binnen. Dus geven ze een signaal af aan de hersenen van je kat dat ze honger hebben. Je kat zal dan meer willen eten en kan enorm gaan zeuren om meer voer. Meer eten helpt alleen niet, want de suiker die hij daarmee binnenkrijgt plast hij gewoon weer uit zonder het te gebruiken. Je kat zal dan ook in vrij snel tempo behoorlijk wat gewicht verliezen, ondanks dat hij veel eet.

Gemiddeld krijgt 1 op de 27 katten in hun leven te maken met suikerziekte.

Welke symptomen zie je bij een kat met suikerziekte?

Katten met suikerziekte vertonen vaak de volgende symptomen:

  • Veel meer drinken
  • Veel meer plassen (grotere hoeveelheden en frequenter plassen)
  • Honger, dus meer eten indien ze daar toegang toe hebben
  • Gewichtsverlies, onder andere doordat suiker uitgeplast wordt. Dit treedt ook op ondanks dat je kat meer eet
  • Sufheid en verminderde activiteit
  • Doffere vacht en dunnere beharing
  • Problemen in de zenuwen, met name in de achterpoten, wanneer suikerziekte al langere tijd speelt. Hierdoor kunnen katten met suikerziekte minder stabiel op hun achterpoten staan, gaan waggelen en zelfs helemaal doorzakken met hun achterpoten. Hun hak raakt dan uiteindelijk zelfs de grond.
  • Staar in de ooglenzen, kan al heel snel gevormd worden
  • Ketoacidose: katten met suikerziekte zullen uiteindelijk ketonen maken als alternatieve energiebron voor de hersenen. Hierdoor zal er ketoacidose ontstaan. Dit houdt in dat het bloed zuurder wordt door de ketonen. En hierdoor zal de kat met suikerziekte nog meer uitdrogen, misselijk worden en gaan overgeven.
  • Verminderde weerstand: veel katten krijgen dan ook last van een blaasontsteking, maar andere ontstekingen en infecties zien we ook geregeld.

Hoe vaak komt suikerziekte bij katten voor?

Volgens het onderzoek ‘Epizootiologic patterns of diabetes mellitus in cats: 333 cases (1980-1986)’, uitgevoerd door David L. Panciera, Chester B. Thomas, Steven W. Eicker en Clarke E. Atkins, krijgen gemiddeld 1 op de 27 katten in hun leven te maken met suikerziekte. Er werd in hetzelfde onderzoek geen verschil opgemerkt in gevoeligheid voor suikerziekte tussen de verschillende rassen. Wel bleek overgewicht een grotere kans op suikerziekte bij katten op te leveren. Ook zagen ze dat katers ongeveer 1,5 keer zoveel kans hadden om suikerziekte te krijgen, vergeleken met poezen. Daarnaast bleek het ook vaker voor te komen bij katten die gesteriliseerd en gecastreerd werden. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat zij meer kans hebben om overgewicht te krijgen.

Welke varianten van suikerziekte kan een kat krijgen?

Er bestaan vier varianten van suikerziekte. Deze onderverdeling geldt voor alle mensen en zoogdieren. Het is gebaseerd op het probleem dat er speelt bij de aanmaak of werking van insuline. Er zijn ook nog een aantal andere varianten bekend, maar zij zijn zodanig zeldzaam dat we ze hier niet noemen.

  • Type 1: Het eigen afweersysteem maakt de alvleesklier stuk, waardoor de alvleesklier geen insuline meer kan maken;
  • Type 2: Er wordt door de alvleesklier wel insuline gemaakt, maar de insuline werkt niet goed. De lichaamscellen zijn resistent voor de insuline;
  • Type 3: Als gevolg van zwangerschapshormonen ontstaat er een tijdelijke resistentie voor insuline. Zodra de zwangerschap afgelopen is zal de insuline weer beter gaan werken;
  • Type 4: Door een gen-mutatie krijgt de insuline niet de juiste vorm. Er is dus wel insuline, maar deze werkt niet omdat hij niet past op de receptoren.

Bij katten komt met name suikerziekte type 2 voor. Daarnaast hebben enkele katten ook wel suikerziekte type 1, maar dat is behoorlijk zeldzaam. Type 3 en type 4 zijn tot op heden nog niet beschreven bij katten. Heeft jouw kat dus suikerziekte gekregen? Dan heeft hij hoogstwaarschijnlijk type 2, wat inhoudt dat de door hem gemaakte insuline niet goed zijn werk kon doen als gevolg van insuline-resistentie. Hierdoor is jouw kat heel veel extra insuline gaan maken, waarbij de alvleesklier overwerkt geraakt is. Bij de aanmaak van insuline wordt ook een afvalproduct gemaakt dat zich opstapelt in de cellen van de alvleesklier. Dit afvalproduct beperkt insuline makende cellen in hun werking. Er was dus eerst een overproductie van slecht werkende insuline en later werd de aanmaak van insuline sterk beperkt.

kat met bloedsuikermeter suikerziekte

(Fictieve) bloedsuikermeting bij een kat met suikerziekte. Bron: Freepik

Welke suikerbloedwaarden heeft een kat met suikerziekte?

De normale bloedsuikerspiegel, ook wel bloedglucosespiegel genoemd, varieert bij katten van 4,4 tot 6,7 mmol/L. Dit kan gemeten worden met een glucosemeter, dezelfde die bij mensen gebruikt wordt. Het is echter bekend dat katten als gevolg van stress een stijging kunnen krijgen in hun bloedsuikerspiegel. Zo is het mogelijk dat je kat stress heeft van zijn rit naar je dierenarts en daar een bloedsuikerspiegel blijkt te hebben van 11 mmol/L zonder dat er sprake van suikerziekte is.

Katten kunnen vanaf een glucose bloedwaarde van 10 mmol/L de glucose gaan uitscheiden in hun urine. Dus pas vanaf dat moment zal je kat ook werkelijk symptomen krijgen die gebruikelijk zijn voor katten met suikerziekte. Heeft je kat stress gehad en daardoor een te hoge suikerspiegel? Dan kan hij een dag klachten hebben van suikerziekte, maar de dagen daarna is dat weer hersteld. In tegenstelling tot suikerziekte waar de klachten niet vanzelf oplossen.

Hoe kom je er nu achter of een kat een tijdelijke stijging gehad heeft van zijn suikerspiegel, of dat het al wekenlang veel hoger is dan het hoort te zijn? Dat kan vastgesteld worden door een ander bloedonderzoek. Deze moet dan wel uitgevoerd worden door je dierenarts, in tegenstelling tot het bepalen van de suikerspiegel, die je zelf kunt uitvoeren met een bloedsuikermeter. Glucose zal namelijk ook deels vasthechten aan de eiwitten in het bloed. Daardoor ontstaat de stof fructosamine. Deze stof blijft langere tijd aanwezig in het lichaam en heeft minder last van schommelingen zoals glucose. Was er de afgelopen weken een verhoogde glucose in het bloed als gevolg van suikerziekte? Dan is zijn fructosamine gehalte ook gestegen. Is er sprake van slechts een korte stijging van glucose door stress? Dan zal de waarde van fructosamine normaal zijn.

Welk gedrag zie je bij een kat met suikerziekte?

Als de lichaamscellen van een kat niet van voldoende suiker worden voorzien, dan kunnen ze hun normale werk niet doen. Het gevolg is dat je kat zich heel moe voelt en weinig actief zal zijn. Zijn lichaam staat in de overlevingsstand. Hij zal chagrijnig kunnen zijn en mogelijk zelfs agressief kunnen reageren op mensen en dieren om hem heen.

Daarnaast zullen katten met suikerziekte veel bezig zijn om aan eten en water te komen en naar de kattenbak te gaan om te plassen. Op een gegeven moment kan zelfs dat teveel worden en plassen ze dichter bij de plek waar ze het liefst liggen in plaats van in de kattenbak. Daarnaast ontstaat er vaak onzindelijkheid bij katten met suikerziekte, omdat de kattenbak veel sneller vervuild is door de grote hoeveelheid urine.
Over het algemeen wassen katten met suikerziekte zichzelf ook minder dan voorheen. Mogelijk doordat ook dat weer wat energieverspilling scheelt of doordat ze zich niet goed voelen.

Hebben katten al langere tijd onbehandelde suikerziekte? Dan kunnen ze ook problemen krijgen in hun hersenen door de verzuring die ontstaat door ketonen. Deze ketonen kunnen de hersenen gebruiken als energiebron in plaats van glucose. Zo kunnen de hersenen nog wat langer blijven werken. Dat is als het ware een laatste poging van het lichaam om zo lang mogelijk te kunnen overleven. Door deze ketonen zal er op termijn een ketoacidose ontstaan. Dit houdt in dat er een verzuring van het bloed optreedt als gevolg van die ketonen. In eerste instantie begint ketoacidose met mild afwijkend kattengedrag, dat steeds verder achteruitgaat. Zo kan het beginnen met milde dementie klachten. En uiteindelijk zal dit leiden tot behoorlijke neurologische afwijkingen, coma en overlijden wanneer er niet ingegrepen wordt.

bloedafname bij kat met suikerziekte

Bloedafname bij een kat. Bron: Canva

Hoe stel je suikerziekte vast bij katten?

In de meeste gevallen komen mensen met hun kat bij de dierenarts met de opmerking dat de kat heel veel drinkt en plast en heel veel honger heeft. De dierenarts zal dan mogelijk al vermoeden dat het om een kat met suikerziekte gaat en een bloedonderzoek voorstellen.

Glucose en fructose meting

In de eerste plaats wordt het bloedsuikergehalte, oftewel glucose, bepaald. Er wordt dan een beetje bloed bij je kat afgenomen. Is de bloedsuikerwaarde hoger dan 10 mmol/L dan is er in elk geval een te hoge bloedsuikerspiegel. Maar zoals we al eerder schreven kan dit ook veroorzaakt worden door acute stress, bijvoorbeeld van de rit naar de dierenarts. Daarom wordt er bij een te hoge glucosewaarde ook een fructosamine bepaling gedaan in het bloed. Op die manier kun je vaststellen of er al langere tijd een te hoge suikerspiegel was door suikerziekte. Of dat de verhoogde suikerspiegel slechts van korte duur is, door bijvoorbeeld stress.

Groeihormoonbepaling

Is er sprake van suikerziekte? Dan is het verstandig nog iets anders te laten testen. De insulineresistentie die bij de meeste katten de oorzaak van suikerziekte is, kan ook veroorzaakt worden door een onderliggende ziekte die we acromegalie noemen. Hierbij wordt in de hersenen een verhoogde hoeveelheid groeihormoon aangemaakt. Volgens het artikel ‘Feline Acromegaly: An Essential Differential Diagnosis for the Difficult Diabetic’, geschreven door dierenarts Stijn Niessen, heeft ongeveer 1 op de 3 katten met suikerziekte ook acromegalie. Het is dan ook aan te raden om dit door je dierenarts te laten onderzoeken voor het starten van de behandeling van de suikerziekte. Zolang de acromegalie immers niet behandeld wordt, is het lastig de suikerziekte bij je kat onder controle te krijgen.

Ketoacidose meting

In veel gevallen wordt er ook gelijk in het bloed gemeten of er veel ketonen aanwezig zijn. Door deze ketonen kan het bloed te zuur worden en dat kan weer andere nadelige effecten op het lichaam hebben. In de meeste gevallen verminderen de ketonen onmiddellijk na het starten van de behandeling van de suikerziekte. Daarom is het ook niet strikt noodzakelijk om dit te laten bepalen, tenzij er ernstige neurologische symptomen zichtbaar zijn bij katten met suikerziekte.

Urineonderzoek

Naast het bloedonderzoek wordt het liefst ook een urineonderzoek gedaan. Zowel om te bepalen hoeveel suiker en ketonen er in de urine aanwezig is, maar met name omdat veel katten met suikerziekte ook gemakkelijker een blaasontsteking krijgen. Dit moet uitgesloten worden.

Suikerziekte bij je kat behandelen

Injecteerbare medicatie

De behandeling van suikerziekte bij katten gebeurde de afgelopen jaren vooral door de eigenaar zelf 2x daags zijn kat te laten injecteren met insuline. Je dierenarts zal in het begin begeleiden om de juiste dosering insuline voor de kat vast te stellen. Deze manier van behandelen is nog altijd de best werkende voor katten met suikerziekte. De injecteerbare insuline voor katten kennen we onder de naam Caninsulin® of Prozinc®.

Orale medicate

Er is sinds maart 2024 een nieuwe behandeling op de Nederlandse markt voor katten met suikerziekte. Het gaat om het middel Senvelgo® dat slechts 1x per dag aan de kat gegeven hoeft te worden. Dit is een vloeibaar medicijn dat de verzorger bij de kat in zijn bekje toedient. Dat is goed nieuws, want er is een aanzienlijk aantal mensen, die niet aan het injecteren van hun kat durven te beginnen. Volgens het onderzoek ‘The Big Pet Diabetes Survey: Perceived Frequency and Triggers for Euthanasia’ geschreven door dierenarts Stijn Niessen, gaat het daarbij om 1 op de 3 eigenaren van een kat met suikerziekte. Daarnaast is het fijn dat het middel maar 1x daags gegeven hoeft te worden. Het is niet altijd gemakkelijk voor eigenaren om het iedere dag 2x daags injecteren vol te houden als ze veel van huis zijn.

Senvelgo zorgt ervoor dat er meer suiker uitgeplast wordt. De bloedsuikerspiegel verlaagt daardoor, zodat het lichaam van de kat minder klachten ervaart door de hoge bloedsuikerspiegel. Het lichaam van je kat zal dan minder insuline gaan maken. Doordat er minder insuline gemaakt wordt in de alvleeskliercellen, ontstaat er minder ophoping van de giftige eiwitten. En daardoor gaan deze alvleeskliercellen weer beter functioneren. Ook zal de insulineresistentie van de lichaamscellen afnemen doordat de bloedglucosewaarde lager wordt door het medicijn. De door je kat zelfgemaakte insuline zal dus beter zijn werk kunnen doen. Hierdoor heeft je kat minder last van zijn suikerziekte. Het gebruik van injecteerbare insuline is een betere behandeling. Maar durf je dat echt niet of lukt het niet om dit consequent 2x daags uit te voeren, dan is dit een alternatief dat zeker het overwegen waard is.

Voeding

Hoewel het in een enkel artikel op internet wel genoemd wordt als behandeling voor katten met suikerziekte, is enkel een speciale voeding nagenoeg nooit een behandeling die goed aanslaat bij katten met suikerziekte. Het idee erachter is dat de voeding zeer traag suiker zal afgeven en je daardoor een veel stabielere bloedsuikerwaarde krijgt. Het lichaam van je kat kan dan in sommige gevallen net voldoende insuline aanmaken of laten werken om de suiker in de lichaamscellen te krijgen. Je kat voelt zich dan veel prettiger en heeft mogelijk ook geen klachten meer van suikerziekte. Maar het werkelijke probleem met de insuline of insulineresistentie wordt niet opgelost tenzij je kat duidelijk gaat afvallen. Het lichaam van je kat blijft toch meestal in een soort noodstand werken.

Wel is gebleken dat deze voeding ervoor zorgt dat een kat met suikerziekte een veel stabielere bloedsuikerspiegel krijgt, waardoor zijn medicijnen beter aanslaan. Het is dus zeker aan te raden om je kat voeding speciaal voor diabetes te geven, mits je ook je kat voorziet van medicatie. De meeste grotere merken van kattenvoer hebben ook een diabetes (diabetic) voeding. De kans op herstel van de suikerziekte is het grootst wanneer je jouw kat voorziet van insuline in combinatie met deze speciale voeding.

Je kat mag maximaal 0,5-2% van zijn lichaamsgewicht per week afvallen.

Het verschil tussen hypo en hyper

Twee woorden die erg op elkaar lijken. Hypoglycemie en hyperglycemie. Wanneer we het hebben over ‘hypo’ dan bedoelen we ‘te weinig’. Hebben we het over ‘hyper’ dan bedoelen we ‘te veel’. Dus in dit geval respectievelijk een te laag suikergehalte en een te hoog suikergehalte. Een te laag suikergehalte kan zeer acuut tot de dood leiden en moet dus te allen tijde voorkomen worden. Dit ontstaat wanneer je kat te veel insuline gekregen heeft en daardoor te veel suiker uit zijn bloed opgenomen wordt in de lichaamscellen.

Een te hoog suikergehalte heb je op het moment van de diagnose suikerziekte. Door het geven van insuline hoort het suikergehalte omlaag te gaan. Wanneer de dosering echter niet voldoende is dan blijft de bloedsuikerwaarde van de kat te hoog. Een hyperglycemie dus.

Kan suikerziekte bij je kat genezen?

Ja, gelukkig is dat mogelijk. Bij katten met suikerziekte is er in de meeste gevallen sprake van insulineresistentie. Deze insulineresistentie is in de eerste weken na het ontstaan van suikerziekte te genezen. Het is dan ook belangrijk om bij het eerste vermoeden van suikerziekte gelijk een diagnose te laten stellen bij je dierenarts en je kat te behandelen.

Na het starten van de behandeling kan de alvleesklier van je kat tot rust komen. Overtollige opgeslagen giftige stoffen die de werking van de alvleeskliercellen blokkeerden worden opgeruimd zodat de alvleesklier zijn normale werking weer terugkrijgt. Volgens het artikel ‘Diabetes in dogs and cats’ is de kans op herstel het grootst wanneer je jouw kat voorziet van insuline én de speciale voeding voor katten met suikerziekte. Wel blijft je kat voor de rest van zijn leven gevoelig voor het opnieuw ontstaan van suikerziekte. Gaat je kat dus weer veel drinken en veel plassen? Dan moet opnieuw onderzocht worden of je kat weer suikerziekte heeft gekregen.

Naast het feit dat de alvleesklier zijn werking weer terugkrijgt is het ook belangrijk de insulineresistentie op te lossen door je kat te laten afvallen. Zodra hij weer een normale bloedsuikerspiegel heeft, kun je hem met voeding voor katten met diabetes laten afvallen. Deze voeding zorgt voor een stabiele bloedsuikerspiegel gedurende de dag doordat het weinig koolhydraten bevat. Daarnaast bevat het relatief weinig calorieën en zorgt het voor een verzadigd gevoel. Volgens het artikel ‘Management of obesity in cats’ mag je kat maximaal 0,5-2% van zijn lichaamsgewicht per week afvallen. Al vanaf het moment dat je kat begint met afvallen zal zijn insulineresistentie afnemen. Het gaat dus niet zozeer om het gewicht dat hij al bereikt heeft, maar of hij aan het afvallen is. Valt je kat meer af dan 2% per week dan bestaat de kans dat hij leververvetting krijgt. Dit is een leverziekte waaraan je kat kan overlijden dus voorkom dat je kat te veel afvalt in korte tijd.

Hoe kun je suikerziekte bij je kat voorkomen?

Bij katten ontstaat suikerziekte in de meeste gevallen doordat het lichaam insulineresistentie ontwikkelt. Om suikerziekte bij katten te voorkomen is het dus belangrijk ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt. De volgende manieren helpen je hierbij:

  • Voorkom overgewicht, omdat dit de meest voorkomende oorzaak is van insulineresistentie. Het artikel ‘Effect of Weight Gain and Subsequent Weight Loss on GlucoseTolerance and Insulin Response in Healthy Cats’ toont het verband aan tussen obesitas en insulineresistentie.
  • Zorg dat je kat voldoende lichaamsbeweging krijgt. Uit het artikel ‘Indoor confinement and physical inactivity rather than the proportion of dry food are risk factors in the development of feline type 2 diabetes mellitus’ blijkt dat vooral het gebrek aan lichaamsbeweging de oorzaak is van suikerziekte bij katten, niet zozeer het gewicht zelf. Dit impliceert dat je de insulineresistentie tegen kunt gaan door je kat te stimuleren om meer te bewegen. Dit punt lijkt wat tegenstrijdig met het voorgaande punt. Laat je kat dus in elk geval afvallen door hem meer te laten bewegen. Dan pak je beide punten aan.
  • Het heeft de voorkeur je kat zelf te laten bepalen hoeveel en wanneer hij eet op een dag. Op deze manier zal hij minder hoge pieken in zijn suikergehalte krijgen door de dag heen. Hij heeft dan ook minder insuline nodig. Hoe minder insuline er nodig is, hoe minder insuline de alvleesklier in korte tijd hoeft aan te maken. Er ontstaat op die manier minder afval-eiwit dat de alvleeskliercellen beschadigd. Het spreekt uiteraard voor zich dat de voeding wel van hoge kwaliteit moet zijn, veel vezels moet bevatten en het liefst niet te koolhydraatrijk is. Sommige katten blijven echter altijd maar dooreten en krijgen op termijn overgewicht als er altijd voer beschikbaar is. Uiteraard is het voor deze katten geen optie om ze zelf te laten bepalen hoeveel en wanneer ze mogen eten. In dat geval is het beter om deze katten meerdere keren op een dag een kleine portie voeding te geven. Let er dan wel op dat je elke dag hetzelfde voedingsschema aanhoudt. Dit is belangrijk voor de stabiliteit van de insuline-gift.

Is het noodzakelijk suikerziekte te behandelen?

Wanneer suikerziekte bij een kat niet behandeld wordt, dan hebben zijn lichaamscellen geen brandstof om hun functie te kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft het hoge bloedsuikergehalte ook effect op organen zoals de nieren, ogen en lever. De kat voelt zich daardoor heel beroerd en moe. Op termijn zal zijn lichaam meer en meer ketonen gaan vormen uit zijn vetweefsel om toch in elk geval zijn hersenen te kunnen voorzien van brandstof en op die manier in leven te blijven. Door deze hoeveelheid ketonen zal zijn bloed echter verzuren. Om dit te compenseren zal je kat meer urine verliezen, boven op het extra verlies dat hij al heeft van de suikerziekte zelf. Je kat zal uitdrogen, overgeven, apathisch worden en uiteindelijk in een coma belanden en vervolgens overlijden. Geen prettig einde voor katten met suikerziekte die niet behandeld worden. Vanuit welzijnsoogpunt is zo snel mogelijk een passende behandeling inzetten bij suikerziekte dan ook aan te raden.

Suikerziekte en je kat laten inslapen

Er kunnen altijd omstandigheden zijn, waardoor het inzetten van een behandeltraject niet mogelijk of niet wenselijk is. Ga het gesprek hierover aan met je dierenarts. Samen kunnen jullie kijken wat het beste is voor je kat binnen jouw wensen en mogelijkheden. In sommige gevallen kan het diervriendelijker zijn je kat te laten inslapen dan een lang behandeltraject aan te gaan. Het is in elk geval een minder vervelende dood dan suikerziekte onbehandeld laten.

Suikerziekte bij de kat: belangrijk om te weten

  • Oorzaken en Risicofactoren: Suikerziekte (diabetes mellitus) bij katten ontstaat vaak door een mix van erfelijke factoren, overgewicht en een gebrek aan beweging. Vooral oudere, zwaarlijvige katten lopen een groter risico op het ontwikkelen van deze aandoening.
  • Symptomen: Typische symptomen zijn onder andere veel drinken en vaak plassen, gewichtsverlies ondanks een goede eetlust, en een slecht verzorgde vacht. Het is belangrijk om deze symptomen vroegtijdig te herkennen om verdere complicaties te voorkomen.
  • Diagnose en Behandeling: Om suikerziekte vast te stellen, zijn bloed- en urineonderzoeken essentieel. De behandeling bestaat meestal uit het toedienen van insuline, een strikt dieet en regelmatige controles om de bloedsuikerspiegel in de gaten te houden.
  • Levensverwachting en Zorg: Met de juiste zorg en behandeling kan een kat met suikerziekte nog steeds een goed leven leiden. Hoewel het een chronische aandoening is die doorgaans levenslange behandeling vereist, is er soms kans op genezing. Vooral bij een vroege diagnose en goede respons op dieet- en medicatieveranderingen kan de bloedsuikerspiegel van sommige katten zo stabiel worden dat insuline-injecties niet langer nodig zijn.

Artikel geschreven door:

Nanda van de Weerd, dierenarts

Misschien vind je dit ook interessant?

aanbevolen educatief webinar over kattenWebinar: Katten en voeding. Wat is het beste voor de kat?

Breng je kennis over zowel de biologische als gedragsmatige aspecten van kattenvoeding helemaal up-to-date door het volgen van onze webinars over katten en voeding.

Schrijf je nu in voor het webinar!

aanbevolen informatieve artikelen over kattenArtikel: Obesitas bij katten

Lees alles over de gezondheidsrisico’s en de behandeling van obesitas (overgewicht) bij katten, inclusief de body condition score.

 

aanbevolen informatieve artikelen over kattenArtikel: Als je kat geobsedeerd is door eten

Hoe komt het dat sommige katten maar blijven zeuren om meer eten en op welke wijze kun je dit gedrag op een katvriendelijke manier beïnvloeden? In dit artikel lees je meer over oorzaken en oplossingen van dit gedrag.

Veelgestelde vragen

Hieronder bespreken we een aantal veel voorkomende vragen die betrekking hebben op katten met suikerziekte.

Ik ben de insuline vergeten bij een kat met suikerziekte, wat nu?

Het is uiteraard belangrijk niet het moment van insuline toedienen te missen. Maar het kan natuurlijk een enkele keer gebeuren dat je dit vergeet. Is het inmiddels twee uur later dan het tijdstip dat je insuline had moeten geven, dan geef je de insuline niet meer. Op het eerstvolgende injectie tijdstip geef je jouw kat dan weer zijn insuline. Zou je de kat toch zijn normale dosering op een later tijdstip geven, dan zal zijn bloedsuiker nog te laag zijn op het moment dat je de volgende normale dosering geeft. Je kat kan dan in een hypoglycemie komen en dit kan ernstige gevolgen hebben. Van één dag een te hoog suikergehalte hebben, doordat je het vergeten bent om te geven, zal je kat niets overhouden.

Kan ik nog wel op vakantie gaan nu mijn kat suikerziekte heeft?

Ja, dat kan een lastig probleem zijn. De eenvoudigste oplossing is een buurman of buurvrouw te leren om jouw kat insuline te geven en te vragen of hij of zij bereid is gedurende jouw vakantie je kat te behandelen. Er zijn ook steeds meer professionele kattenoppassers, die tegen betaling dagelijks je kat komen verzorgen. Vaak zijn deze ook heel goed in staat om je kat zijn dagelijkse injecties te geven. Je zou ook gebruik kunnen maken van een oppasservice die gedurende je vakantie in je huis woont en je kat verzorgt. Andere alternatieven, die wel veel stressvoller zijn voor de meeste katten: je kat meenemen op vakantie, je kat naar een pension brengen waar ze insuline kunnen spuiten en als laatste mogelijkheid je dierenarts te vragen of deze gedurende jouw vakantie je kat in de opname willen verzorgen. Realiseer je dat hoe meer stress je kat hiervan ervaart, hoe groter de kans wordt dat het lichaam van je kat mogelijk ontregeld raakt wat betreft zijn insuline-dosering.

Mijn kat met suikerziekte wil niet eten, wat nu?

Wil jouw kat met suikerziekte een keer niet eten? Dan mag je hem niet zijn injectie insuline geven. Als hij niet eet krijgt hij immers geen suiker binnen en zal hij mogelijk een te laag gehalte aan bloedsuiker krijgen als je hem wel zijn insuline geeft. Heb je zelf een glucosemeter? Meet dan zijn bloedsuiker even. Overleg met je dierenarts wat je nu moet doen.

Mijn kat met suikerziekte is aan het braken, kan ik dan nog wel insuline geven?

Oogt je kat verder niet al te ziek, maar heeft hij wel een keer overgegeven? Dan bestaat de kans dat hij zijn voeding uitgespuugd heeft. Het is in dat geval belangrijk dat je hem opnieuw voeding geeft en in de gaten houdt of hij de voeding wel binnen houdt. Zo niet, meet dan zelf zijn bloedsuikerwaarde of neem contact op met je dierenarts om dat te doen. Met zijn normale hoeveelheid insuline bestaat immers de kans dat hij een hypoglycemie krijgt als hij te weinig voeding binnen hield. Je dierenarts kan dit voorkomen door hem glucose via een infuus te geven indien nodig. Als zijn bloedsuikerwaarde nog niet al te laag is, dan kun je hem zelf nog een schepje suiker in zijn bek doen of zoveel mogelijk suiker oplossen in zijn water en hem hiervan laten drinken. Uiteraard haal je dit suikerwater weer weg zodra hij hersteld is.

Referenties

  • Biourge, V., Nelson, R. W., Feldman, E. C., Willits, N. H., Morris, J. G., & Rogers, Q. R. (1997). Effect of Weight Gain and Subsequent Weight Loss on Glucose Tolerance and Insulin Response in Healthy Cats. Journal Of Veterinary Internal Medicine, 11(2), 86–91. https://doi.org/10.1111/j.1939-1676.1997.tb00078.x
  • Bjornvad, C., & Hoelmkjaer, K. M. (2014). Management of obesity in cats. Veterinary Medicine, 97. https://doi.org/10.2147/vmrr.s40869
  • Buishand, F. (2024, 6 mei). Diabetes Mellitus in Dogs and Cats. MSD Veterinary Manual. https://www.msdvetmanual.com/endocrine-system/the-pancreas/diabetes-mellitus-in-dogs-and-cats
  • Niessen, S. J. M. (2010). Feline acromegaly. Journal Of Feline Medicine And Surgery, 12(1), 15–23. https://doi.org/10.1016/j.jfms.2009.12.003
  • Niessen, S., Hazuchova, K., Powney, S., Guitian, J., Niessen, A., Pion, P., Shaw, J., & Church, D. (2017). The Big Pet Diabetes Survey: Perceived Frequency and Triggers for Euthanasia. Veterinary Sciences, 4(2), 27. https://doi.org/10.3390/vetsci4020027
  • Niessen, S., Hazuchova, K., Powney, S., Guitian, J., Niessen, A., Pion, P., Shaw, J., & Church, D. (2017b). The Big Pet Diabetes Survey: Perceived Frequency and Triggers for Euthanasia. Veterinary Sciences, 4(2), 27. https://doi.org/10.3390/vetsci4020027
  • Panciera, D. L., Thomas, C. B., Eicker, S. W., & Atkins, C. E. (1990b). Epizootiologic patterns of diabetes mellitus in cats: 333 cases (1980-1986). Journal Of The American Veterinary Medical Association, 197(11), 1504–1508. https://doi.org/10.2460/javma.1990.197.11.1504
  • Slingerland, L., Fazilova, V., Plantinga, E., Kooistra, H., & Beynen, A. (2009). Indoor confinement and physical inactivity rather than the proportion of dry food are risk factors in the development of feline type 2 diabetes mellitus. Veterinary Journal/The Veterinary Journal, 179(2), 247–253. https://doi.org/10.1016/j.tvjl.2007.08.035