Esther Bouma, auteur bij het Kattenkenniscentrum, eigenaar van kattengedrag adviesbureau Katsgewijs, onderzoeker dier-mens relaties en lid van het iCatCare Feline Wellbeing Panel (FWP), deelt met ons de hoogtepunten van een recent onderzoek van de Pur Doctors (Marsha Reijgwart en Esther Bouma).

Geschreven door: Dr. Esther Bouma, bioloog en kattengedragstherapeut. Laatst bijgewerkt op: 24 november 2022 

Waarom bestuderen jullie hoe mensen naar dieren kijken?

De meeste mens-dier studies kijken naar de voordelen van huisdieren voor mensen. Er wordt veel minder onderzoek gedaan naar het effect dat mensen hebben op huisdieren. Honden en katten kunnen verschillende sociale rollen vervullen; zoals het geven van sociale steun of status, of een manier om onze menselijke behoefte om ergens voor te zorgen.

Wat was jullie onderzoeksvraag?

Hoe beïnvloedt de sociale rol die een eigenaar aan zijn/haar kat toedicht, de leefomgeving van de kat?

Welke aspecten van de leefomgeving hebben jullie onderzocht?

We hebben gekozen voor aspecten die verband houden met het welzijn van katten en die waarschijnlijk verschillen afhankelijk van de perceptie van de sociale rol.

We hebben gekeken of de kat toegang had tot buiten (en indien ja; hoe en wanneer), of de kat toegang had tot de slaapkamer, of de kat ’s nachts bij de eigenaar op bed mocht slapen, en hoe er voor de kat word gezorgd wanneer de eigenaar een paar dagen weg is (bijv. door buren, kattenoppas aan huis, pension).

Toegang tot buiten heeft namelijk zowel gunstige effecten (tegengaan van verveling, frustratie en obesitas) als risico’s (ongelukken, vergiftiging en infectieziekten) (Foreman-Worsley et al. 2021). In tegenstelling tot veel andere landen is het in Nederland het gebruikelijk dat katten (beperkt) naar buiten kunnen.

Toegang tot de slaapkamer is ook gebruikelijk in Nederland; uit een ander Nederlands onderzoek (Overgauw et al. 2009) bleek dat twee-derde van de huiskatten in de slaapkamer van hun eigenaar is toegestaan. Consistente toegang tot de slaapkamer biedt de kat een voorspelbare plek voor een rustig dutje of een veilige schuilplaats (Ellis et al. 2013). Het feit dat een eigenaar de kat bij zich op bed laat slapen zegt iets over de intimiteit van de relatie.

Tijdens vakanties laten de meeste eigenaren hun katten achter bij vrienden en buren terwijl andere eigenaren een professionele kattenoppas aan huis inhuren of de kat naar een pension brengen. Hoewel sommige katten het niet erg vinden om in een onbekende omgeving te verblijven, vertonen de meeste katten minder stress gerelateerd gedrag in hun eigen territorium (Turner et al. 2000).

Welke sociale rollen hebben jullie onderzocht?

De sociale rollen die we hebben onderzocht zijn: ‘familielid’, ‘beste vriend’, ‘kind’ of ‘huisdier’. We hebben verschillende hypothesen geformuleerd hoe deze vier relatiebeschrijvingen in verband kunnen staan met de bovengenoemde aspecten van de leefomgeving.

Bijvoorbeeld, wanneer een eigenaar een kat ziet als ‘lid van het gezin’ dan leeft de kat waarschijnlijk met meerdere mensen (en andere dieren) samen. De kat fungeert waarschijnlijk niet als de belangrijkste bron van gezelschap en steun voor deze eigenaar. We verwachten dat deze katten minder vaak beperkt zijn in hun verblijfplaats; zowel binnen als buiten het huis.

Het beschrijven van een kat als ‘kind’ kan betekenen dat de eigenaar de kat ziet als afhankelijk voor zorg en bescherming wat zich waarschijnlijk uit in geen (of beperkte) toegang tot buiten. We vermoeden dat (jonge en/of) alleenstaande vrouwelijke eigenaren vaker hun kat als kind zien dan mannelijke eigenaren. We vermoeden dat eigenaren die hun kat als kind omschrijven vaker dan de andere groepen een raskat hebben omdat veel raskatten zodanig gefokt zijn dat ze ‘kinderlijke’ trekken hebben (klein rond kopje met grote ogen).

Beschrijft een eigenaar de kat als ‘beste vriend’ dan kan dat betekenen dat de kat als gelijkwaardig en loyaal gezien wordt. Omdat eigenaar en kat gelijk zijn, verwachten we geen beperkingen binnen of buiten het huis. We denken dat deze beschrijving vaker voorkomt bij eigenaren die alleen wonen en vermoeden dat de kat een belangrijke bron van steun en gezelschap is.

Eigenaren die hun kat beschrijven als ‘huisdier’ zien de kat niet in een ‘vermenselijkte’ rol. Ze zien de kat zeer waarschijnlijk niet als gelijkwaardig aan mensen en in minder mate (vergeleken met de andere drie groepen) als empathisch, loyaal en bieder van sociale steun. De kat krijgt de noodzakelijke verzorging, hetzij van de eigenaar of buren, maar wordt zelden naar een pension gebracht. We verwachten dat deze katten buiten vrij rond mogen lopen maar zelden toegang tot de slaapkamer zullen hebben.

Kun je iets vertellen over jullie onderzoeksmethode?

De deelnemers hebben een online vragenlijst ingevuld. Wanneer deelnemers meer dan één kat hadden, werd hen gevraagd om één specifieke kat in gedachten te houden bij het beantwoorden van de vragen.

De bijna 2000 Nederlandse kattenbezitters werd gevraagd de volgende zin af te maken: ‘Ik zie mijn kat als…’ a) huisdier, b) gezinslid, c) kind, d) beste vriend of e) de relatie met mijn kat is moeilijk te beschrijven. De 56 mensen die voor antwoord ‘e’ kozen zijn niet meegenomen in de analyse. De beschrijvingen b, c en d beschouwen we als zogenaamde ‘antropomorfe percepties’.

Bij het analyseren van de gegevens hebben we eerst gekeken in hoeverre de onderstaande aspecten verband hielden met de vier sociale rollen. We hebben gekeken naar:

  1. aspecten van de eigenaar (zoals sociale leefomgeving, leeftijd, geslacht, opleiding)
  2. aspecten van de kat (zoals ras, de enigste of eerste kat)
  3. kenmerken van de relatie met de kat ziet (bv. aangaande tot steun, empathie, loyaliteit en afhankelijkheid)

Daarna hebben we gekeken of de leefomgeving van de katten anders was tussen de vier sociale rollen.

Hoe ervaren Nederlandse katteneigenaren de relatie met hun kat?

In onze steekproef van 1803 kattenbezitters ziet meer dan de helft van de katteneigenaren de kat als onderdeel van het gezin (n=943, 52%) en meer dan een kwart ziet de kat als een kind (n=493, 27%). Minder eigenaren zien hun kat als huisdier (n=258, 14%) en een nog lager percentage ziet de kat als hun beste vriend (n=109, 7%). Onze steekproef is overigens niet representatief. Zoals bij veel mens-dier onderzoek doen relatief veel meer (hoogopgeleide) vrouwen dan mannen mee.

Welke factoren hadden wel en geen invloed op hoe een eigenaar de kat ziet?

Wel invloed
De leeftijd van de eigenaar, de aanwezigheid van andere mensen in het huishouden, het ras van de kat en de instemming van de eigenaar met stellingen over de kat haar gelijkwaardigheid (aan mensen), de afhankelijkheid van de eigenaar voor liefde en verzorging en als bieder van sociale steun waren significant gerelateerd aan hoe de sociale rol van de kat.

De meest opvallendste bevindingen zijn de volgende: eigenaren die hun kat als huisdier zien zijn vaak wat ouder zijn, hebben maar één kat en dat is niet vaak een raskat. Daarentegen hebben eigenaren die hun kat als kind zien vaak (meerdere) raskatten en leven zij vaak zonder andere mensen. Eigenaren die hun kat als gezinslid zien leven juist weer vaak samen met andere mensen. Voor eigenaren die hun kat als beste vriend zien zagen we opvallende significante bepalende aspecten t.o.v. de andere groepen.

Geen invloed
Het geslacht van de eigenaar, het opleidingsniveau, of de eigenaar professioneel met katten werkt of instemming met stellingen over gezelschap, empathie en loyaliteit van de kat, of de kat de eerste kat van de eigenaar is, hoe lang de kat de eigenaar al heeft, het geslacht van de kat en het gedrag van de kat t.o.v. de eigenaar waren niet van invloed.

Hoe verschilde de leefomgeving?

Toegang tot de slaapkamer en ’s nachts slapen op bed
Katten van baasjes die hen als kind of beste vriend zien, mogen vaker in de slaapkamer van hun baasje dan katten van eigenaren die hen als gezinslid of huisdier zien. Hoewel slapen op het bed met de eigenaar ook iets vaker voorkomt in de eerstgenoemde groepen, was het algehele groepsverschil niet statistisch significant na correctie voor meervoudig testen.

Toegang tot buiten
Katten die door hun eigenaar worden gezien als huisdier of gezinslid hebben vaker toegang tot buiten. Hierbij zijn katten in de huisdiergroep het minst beperkt in hun gaan-en-staan; de meeste eigenaren in deze groep hebben een kattenluik dat altijd open staat. Katten in de beste vriend-of kind-groep die wél toegang hebben tot buiten hebben vaak geen controle over wanneer en hoe lang en mogen vaak alleen in een omheinde tuin of kattenren waarbij het kattenluik op bepaalde tijden gesloten is.

Zorg tijdens afwezigheid van de eigenaar
Eigenaren uit de huisdiergroep laten hun kat vaker over aan de zorg van vrienden of buren dan eigenaren in de andere groepen. Eigenaren in de kind- en vriendengroep gaven vaker dan de andere groepen, aan het huis niet te verlaten voor meerdere dagen.

Enigste kat in huis
Een ander opvallende bevinding was dat eigenaren in de kind groep vaker meerdere katten hebben terwijl eigenaren die hun kat als huisdier of beste vriend zien vaak maar één kat hebben.

Vermenselijken eigenaren die hun kat als (huis)dier zien hun kat minder?

Onze bevindingen suggereren dat eigenaren die de relatie met hun kat beschrijven in een intieme sociale menselijke rol, zoals een kind of beste vriend, hun katten in sterkere mate ‘vermenselijken’ dan eigenaren die hun kat als huiskat zien. Eigenaren in de huisdiergroep waren het minst eens met uitspraken over de sociale steun, empathie, loyaliteit, gelijkwaardigheid en afhankelijkheid van hun kat. Mensen in de kind- en beste vriend groep waren het significant het vaakst eens met deze uitspraken. Eigenaren die hun kat als gezinslid zien zaten hier tussen in qua scores.

Het lijkt erop dat eigenaren die hun kat zien als kind gedrag vertonen dat lijkt op hoe menselijke ouders met hun kinderen omgaan: namelijk (over)bescherming (bijv. kat niet buiten laten) en het verlenen van (exclusieve) zorg (bijv. niet weggaan van huis).

Hoe kunnen antropomorfe percepties schadelijk zijn voor het welzijn van katten?

Eigenaren die hun kat als een klein mensje beschouwen, kunnen het (subtiele) gedrag van hun verkeerd interpreteren of hun sociale vaardigheden en intelligentie overdrijven. Toekenning van sociale vaardigheden als ‘opmerkzaam’, ‘empathisch’ en ‘attent’ zorgt ervoor dat wij een sociale relatie met een dier kunnen hebben. Maar als afstammeling van een solitair levende jager-prooi zijn de sociale vaardigheden van katten waarschijnlijk een stuk minder ontwikkeld dan bij groepsdieren zoals mensen en honden, voor wie sociale vaardigheden noodzakelijk waren om te overleven.

Als je door een menselijk bril naar een kat kijkt, kan dit leiden tot een mismatch tussen de behoeftes van de eigenaar en de behoeftes van de kat. Twee voorbeelden van zo’n missmatch zien we bij het uiten van onze genegenheid. Mensen tonen dit door elkaar aan te raken en te knuffelen, maar stevig vastgehouden worden is voor (de meeste) katten niet prettig. En hoewel veel katten kunnen genieten van aaien, is de duur van het aaien, en de plekken die aangeraakt worden, vaak niet helemaal compatibel tussen de voorkeur van kat en eigenaar (Ellis et al. 2015).

Ten slotte, terwijl eigenaren (met de beste bedoelingen!) hun katten willen beschermen tegen de gevaren van de buitenwereld, kunnen ze hun kat beroven van diens natuurlijke drang om te verkennen en te spelen/jagen. Het welzijn van binnen katten kan in het gedrang komen wanneer de leefomgeving niet optimaal is. Dit is helemaal het geval wanneer de leefruimte klein is, er meerdere katten leven (en er onvoldoende bonnen zijn voor alle katten), en er te weinig te beleven valt. De omgeving van een binnenkant kan verrijkt worden door dagelijks een aantal keer (kort) met de kat te spelen, en haar een uitzicht, voerpuzzels en (geur)speelgoed te geven (Ellis et al. 2013).

Welke kat heeft het ‘beste kattenleven’?

Dat is moeilijk te beantwoorden op basis van ons onderzoek omdat we niet bij de mensen thuis zijn geweest en de leefomgeving met eigen ogen hebben gezien. Een kat die niet naar buiten kan maar die veel te doen heeft hoeft niet beperkt te zijn in zijn welzijn terwijl een kat die altijd buiten leeft dat misschien wel is.

Ons onderzoek laat zien dat de leefomgeving van de kat beïnvloed wordt door hoe eigenaren naar hun kat kijken. We zien de meest uitgesproken verschillen tussen eigenaren die de kat als huisdier zien en eigenaren die de kat als kind zien. Katten in de huisdiergroep hebben minder vaak toegang tot de slaapkamer maar hebben wel vaak onbeperkte toegang tot buiten. Deze katten hoeven het minst vaak hun territorium te delen met andere katten, een gegeven dat een afstammeling van een solitaire jager waarschijnlijk wel kan waarderen. Een groot deel van de eigenaren in de kind groep verlaat het huis niet voor meerdere dagen; hierdoor hoeft de kat niet verzorgd te worden door vreemden en hoeft zij haar territorium niet te verlaten en dat is een voordeel. Maar deze groep eigenaren heeft wel vaak meerdere katten die niet (of beperkt) buiten komen.

Waarom zijn de resultaten interessant voor eigenaren?

We hopen dat onze resultaten ertoe bijdragen dat eigenaren beter beseffen hoe hun eigen (sociale) behoeften invloed heeft op de leefomgeving van hun kat. Het is heel mooi dat eigenaren hun katten willen beschermen tegen gevaar maar dan is het wel belangrijk om de binnen omgeving zo optimaal mogelijk te maken. Of de aanwezigheid van andere katten aangenaam of stressvol is, wordt bepaalt door socialisatie, het aantal katten in huis, de grootte van de leefruimte, de toegang tot bronnen (zoals kattenbak, voerbak, krabpaal) en de kwaliteit van de relaties tussen de katten.

Waarom zijn onze resultaten interessant voor kattenprofessionals?

Het herkennen van het taalgebruik van eigenaren wanneer ze over (de relatie met) hun kat praten, kan het sociale belang van de kat voor de eigenaar onthullen. Het herkennen van de sociale rol kan helpen bij een effectieve communicatie met de eigenaar. Onze resultaten suggereren dat eigenaren die hun katten als kinderen of beste vrienden zien, vaker de neiging hebben kenmerken aan hun kat toe te schrijven die biologisch onjuist zijn. Het verstrekken van informatie over intelligentie, natuurlijke gedrag en behoeften van katten kan het welzijn van katten ten goede komen.

Dit artikel is geïnspireerd op een Spotlight on Science artikel van iCatCare. Het originele artikel vind je hier.

Bron artikel:

Bouma EMC, Reijgwart ML, Dijkstra A. 2021. Family Member, Best Friend, Child or ‘Just’ a Pet, Owners’ Relationship Perceptions and Consequences for Their Cats. Int. J. Environ. Res. Public Health 2022, 19(1), 193. https://doi.org/10.3390/ijerph19010193

Referenties

  • Ellis, S.; Rodan, I.; Carney, H.C.; Heath, S.; Rochlitz, I.; Shearburn, L.D.; Sundahl, E.; Westropp, J.L. AAFP and ISFM feline environmental needs guidelines. J. Feline Med. Surg. 2013, 15, 219–230.
  • Ellis, S.L.H.; Thompson, H.; Guijarro, C.; Zulch, H.E. The influence of body region, handler familiarity and order of region handled on the domestic cat’s response to being stroked. Appl. Anim. Behav. Sci. 2015, 173, 60–67.
  • Foreman-Worsley, R.; Finka, L.R.; Ward, S.J.; Farnworth, M.J. Indoors or Outdoors? An International Exploration of Owner Demographics and Decision Making Associated with Lifestyle of Pet Cats. Animals 2021, 11, 253.
  • Overgaauw, P.A.; van Zutphen, L.; Hoek, D.; Yaya, F.O.; Roelfsema, J.; Pinelli, E.; van Knapen, F.; Kortbeek, L.M. Zoonotic parasites in fecal samples and fur from dogs and cats in The Netherlands. Vet. Parasit. 2009, 163, 115–122.
  • Turner, D.C.; Bateson, P.; Bateson, P.P.G. (Eds.) The Domestic Cat: The Biology of Its Behaviour; Cambridge University Press: Cambridge, UK, 2000.