Dit artikel geeft een overzicht van de emotionele systemen bij de kat en hoe emoties een rol spelen bij gedrag. Wanneer er aan bepaalde emotionele behoeften niet voldaan wordt in de leefomgeving van de kat kunnen gedragsproblemen ontstaan. Door te kijken naar de emoties van de kat en de ervaring van positieve emoties te vergroten en negatieve emoties te verminderen, wordt het welbevinden van de kat verhoogd en verandert zijn gedrag. Hoe dit werkt wordt geïllustreerd in het voorbeeld van kater Sjors.

Panksepp’s zeven emotionele systemen

Volgens Jaak Panksepp, een neurowetenschapper uit Estland, hebben alle zoogdieren zeven emotionele systemen, elk met een eigen specifieke locatie in het brein en elk met een eigen functie. Panksepp beschrijft de zeven emotionele systemen in hoofdletters en deelt ze onder in positieve en negatieve emoties (zie Tabel 1). De positieve emoties zijn LUST (lust), SEEKING (interesse), CARE (genegenheid/zorg), PLAY (sociaal spel) en de negatieve emoties RAGE (woede), FEAR (angst), PANIC/GRIEF (sociale paniek/rouw). Panksepp beschouwt de emotionele systemen en de bijbehorende emoties als evolutionair doorgegeven, collectieve ‘herinneringen’ van onze voorouders die zijn vastgelegd in het zoogdierbrein.

Tabel 1. Panksepp’s emotionele systemen, emoties en gedrag bij de kat

Veel onderzoek naar het SEEKING en RAGE-systeem is gedaan in katten waarbij een vredige kat door elektrische stimulatie van een bepaald gebied in de hersenen, in een ogenblik kon worden veranderd in een agressieve kat of een kat, die prooivangstgedrag ging vertonen (Gregg & Siegel, 2001). In de hiernavolgende alinea’s worden de zeven emotionele systemen besproken vanuit de kat.

SEEKING

Het SEEKING-systeem zorgt ervoor dat een kat op zoek gaat naar wat hij nodig heeft en naar wat hem plezier geeft: eten, drinken, warmte, beschutting en een voortplantingspartner. Activatie van SEEKING resulteert bijvoorbeeld in jachtgedrag maar ook in solitair spelen met een balletje. Bij obligaat sociale dieren (zoals honden, paarden en mensen) heeft SEEKING ook een rol in sociale interacties maar aangezien katten voor hun overleving niet afhankelijk zijn van soortgenoten is dit waarschijnlijk minder van toepassing bij katten. Activatie van het SEEKING-systeem gaat gepaard met enthousiasme en anticipatie. Wanneer de ‘beloning’ is behaald neemt de activatie af van de hersengebieden die betrokken zijn bij SEEKING. Het SEEKING-systeem is extra actief in een onbekende omgeving en bij nieuwe prikkels. Bij katten hangt dit systeem sterk samen met prooivangstgedrag en wanneer de aangeboren behoefte tot jagen niet bevredigd wordt heeft dat negatieve consequenties voor het welbevinden van de kat.

RAGE

Activatie van het RAGE-systeem zorgt ervoor dat een kat zich afreageert naar iets of naar iemand (bijvoorbeeld een andere kat of de eigenaar). Boosheid, irritatie of frustratie kunnen spontaan ontstaan, bijvoorbeeld wanneer de kat is opgesloten, zijn energie niet kwijt kan of door een aanraking (zoals plotseling aanraken of te lang aaien). Irritatie of frustratie kan ook ontstaan wanneer het SEEKING-systeem geblokkeerd wordt doordat een verwachting niet uitkomt: bijvoorbeeld wanneer de eigenaar naar de koelkast loopt maar de kat geen eten krijgt. De reactie op zo’n blokkering van het SEEKING-systeem kan erg verschillen tussen katten; de heftigheid wordt zeer waarschijnlijk bepaald door de biochemische huishouding van de kat.

Activatie van het RAGE-systeem, ongeacht de prikkel, kan zich uiten in agressief gedrag zoals uithalen, bijten en krabben. Leerervaringen spelen een rol bij de activatie van RAGE: wanneer een kat heeft geleerd dat wanneer hij miauwend voor de deur gaat zitten, de eigenaar altijd de deur opent, zal zijn frustratie groter zijn dan bij de eigenaar die maar af en toe de deur opende.

Het besluipen en doden van prooien door katten hangt niet samen met RAGE maar met SEEKING. Wanneer katten een prooi vangen en doden is er namelijk geen sprake van activatie van het sympathische zenuwstelsel en dat gebeurt wél bij activatie van RAGE en FEAR.

Voor de dierenartspraktijk is het relevant onderscheid te maken tussen frustratie en angst bij katten. Vaak wordt ervan uit gegaan dat agressieve katten gemotiveerd zijn door angst maar heel vaak gaat het (ook) om frustratie omdat ze geen controle hebben (Heath 2018).

FEAR

Het FEAR-systeem wordt geactiveerd wanneer het lichaam of de veiligheid en voorspelbaarheid van de omgeving bedreigd wordt. Het systeem speelt een belangrijke rol bij het vermijden van gevaar. Een onderdeel van het FEAR-systeem is het PAIN-systeem. Pijn heeft twee functies: het geeft de kat informatie over de gesteldheid van zijn lichaam maar is ook een motivator om een gevaarlijke situatie te ontvluchten.

Angst wordt bij de meeste zoogdieren opgewekt door pijn, harde geluiden, plotselinge bewegingen, roofdieren en grote open ruimtes. Desondanks zijn de meeste angsten aangeleerd. Het FEAR-systeem is heel adaptief en flexibel; het blijft het gehele leven gevoelig voor zowel positieve als negatieve leerervaringen. Katten zijn heel goed in het leggen van verbanden met de omgeving waar hun FEAR-systeem werd gestimuleerd en zullen deze omgevingen koste wat het kost vermijden. Denk maar aan hoe moeilijk het vaak is je kat voor een tweede bezoek aan de dierenarts in zijn vervoersmandje te krijgen!

Bij het ervaren van angst treedt altijd de ‘freeze/flight/fight’ respons op, waarbij het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel wordt geactiveerd en het lichaam in staat gesteld wordt om met de bedreigende situatie om te kunnen gaan. De meeste katten zullen zich in eerste instantie klein maken en doodstil houden of (indien mogelijk) proberen te vluchten. Wanneer vluchten niet mogelijk is zal de kat overgaan tot (dreiging tot) vechten om de angstopwekkende prikkel (vaak een mens of ander dier) op afstand te houden.

Bij het ervaren van extreme angst of het regelmatig ervaren van angst kan het FEAR-systeem tijdelijk of permanent overgevoelig of overactief worden. De angst wordt dan steeds heviger of de kat wordt over het algemeen schrikkeriger.

GRIEF

Het GRIEF-systeem wordt geactiveerd wanneer kittens de afwezigheid van hun moeder bemerken (door afwezigheid van warmte en trillingen van het knorren van de moeder). In reactie hierop gaan de kittens hard en hoog miauwen om de moederpoes te alarmeren. Hierdoor kan de moederpoes de kittens vinden en weer voor hen zorgen (of ze verplaatsen). Bij oudere katten wordt het GRIEF-systeem actief wanneer er verlies van een dierbare is, zoals van de eigenaar of een ander dier waar de kat een sociale band mee had. Het GRIEF-systeem is ook het systeem dat in werking treedt bij katten die tekenen van verlatingsangst vertonen bij afwezigheid van de eigenaar. Het GRIEF-systeem wordt ook wel het PANIC-systeem genoemd.

Het GRIEF-systeem is verschillend van het FEAR-systeem; bij FEAR voelt de kat zich fysiek bedreigd. De beste kans op overleving is zich zo stil mogelijk verstoppen of vluchten. GRIEF is de tegenhanger van het CARE-systeem. Door ‘verdrietige’ katten te omringen met liefdevolle zorg en aandacht voelt de kat zich veilig.

Het GRIEF-systeem kan, net als het FEAR-systeem, permanent overgevoelig worden door het ontbreken van liefdevolle zorg of door verwaarlozing; vooral wanneer dit plaats vindt in de eerste levensperiode. Een gevolg kan zijn dat de kat extreem veel aandacht gaat vragen aan zijn verzorgers óf juist sociaal contact volledig uit de weg gaat.

CARE

Het CARE-systeem is betrokken bij gevoelens van verbondenheid en affectie en bij de zorg voor kittens en andere (bevriende) katten. Het CARE-systeem is actiever bij poezen dan bij katers maar ook hier bestaan er grote individuele verschillen en het komt voor dat volwassen katers ‘zorggedrag’ vertonen naar andere dieren in het huishouden. Een bekend voorbeeld is het wassen van andere (volwassen) katten maar denk ook aan de gecastreerde kater die de kittens warm houdt en verzorgt wanneer moederpoes even de benen strekt.

De linker rode kat op deze foto is een kater en heeft vanaf de geboorte geholpen bij de zorg voor zijn kleinkinderen. (Foto: Maggie Ruitenberg)
PLAY

Dieren kunnen in hun eentje spelen en plezier hebben maar volgens Panksepp komt solitair spel voort uit het SEEKING-systeem. Activatie van het PLAY-systeem betreft sociaal spel zoals stoeien (‘rough and tumble play’) en kietelen. Bij katten wordt het activeren van het PLAY systeem vooral gezien bij jonge kittens. De activatie van het PLAY-systeem bij volwassen katten vertoont veel individuele variatie. Katten die tijdens de vroege socialisatie periodes geleerd hebben dat spelen met mensen plezierig is, zullen hier later in hun leven meer voor open staan.

PLAY wordt negatief beïnvloed door pijn, honger, verdriet, angst en boosheid. Wanneer een kat speelt zegt dat iets over zijn emotionele gesteldheid; hij voelt zich dan prettig en veilig.

LUST

Activatie van het LUST-systeem zorgt voor aantrekking, partnerkeuze, paring en binding. Dit systeem speelt een zeer kleine rol in de Westerse gedomesticeerde kat, omdat de meeste katten voor de puberteit gecastreerd worden. Problemen (voor de eigenaar) zoals sproeien kunnen ontstaan in situaties waar met katten wordt gefokt. De kater isoleren in een makkelijk schoon te maken ruimte, ver van de poezen (en vaak ver van mensen) is niet de beste oplossing voor de kat en kan leiden tot onvoorspelbare interacties met mensen en sterk verminderd welzijn voor de kater.

Conclusie: alle zeven emotionele systemen staan niet op zichzelf en zijn allemaal, in meer of mindere mate met elkaar verbonden. Emoties zijn niet statisch en kunnen elkaar snel afwisselen en zelfs naast elkaar aanwezig zijn. Gedrag wordt voor een groot deel bepaald door allerlei interne biochemische processen die beïnvloed worden door de aanleg van de hersenen in de baarmoeder en de beschikbaarheid van neuropeptiden, neurotransmitters en hormonen. Door emotionele behoeften te negeren of te bestraffen nemen ze niet af; ze nemen eerder toe.

Probleemgedrag bij katten als gevolg van een onbalans in emotionele systemen

Mede door de ontdekkingen van Panksepp is er steeds meer aandacht voor de emoties van onze huisdieren. Volgens Sarah Heath, een autoriteit op het gebied van katten, kan probleemgedrag ontstaan wanneer een bepaald emotioneel systeem over of onder gestimuleerd wordt; vaak als gevolg van de kwaliteit van de leefomgeving van de kat (Heath 2018). Wanneer het probleemgedrag wordt bekeken vanuit de onderliggende emotionele behoeften van de kat kan de balans tussen de systemen hersteld worden. Hierdoor neemt het welbevinden van de kat toe waardoor het probleemgedrag afneemt. Hoe dit kan werken wordt hieronder geïllustreerd in het voorbeeld van kater Sjors.

Het probleem van Sjors

Gecastreerde kater Sjors sproeit in huis en krabt aan de kozijnen van de tuindeuren. Dit gedrag is ontstaan nadat er een nieuwe kater in de buurt is komen wonen. Sjors wil graag controle over zijn territorium (de tuin) en bereikt dit door te patrouilleren en te sproeien. Sjors is afhankelijk van de eigenaren voor zijn toegang naar binnen en buiten. De buurtkater trekt zich weinig aan van de inspanningen van Sjors en loopt op zijn gemakje door de tuin en kijkt rustig door de tuindeurramen naar binnen. Sjors voelt zich hierdoor bedreigd wat zijn FEAR-systeem activeert. Daarnaast ervaart Sjors frustratie waarbij zijn RAGE-systeem actief wordt. Sjors kan namelijk niet, wanneer hij dat wil, naar buiten om zijn geursporen te verversen. Zijn frustratie uit zich in het krabben aan de kozijnen van de tuindeuren.

Vermindering van FEAR en RAGE

De frustratie van Sjors kan verminderd worden door het aanbieden van een krabalternatief zoals een krabplank; Sjors heeft een uitlaatklep en de eigenaren hebben geen schade aan de deur. Het installeren van een kattenluik met chip geeft Sjors controle zodat hij zijn geurvlagen kan verversen op tijdstippen die hem passen. Een bijkomend voordeel is dat Sjors naar binnen kan vluchten bij een (eventuele bedreigende) confrontatie waarbij andere katten geen toegang hebben tot zijn huis. Folie aan de binnenkant van de tuindeuren zorgt ervoor dat Sjors zich minder bekeken voelt. Daarnaast krijgt Sjors een hoge krabpaal zodat hij de tuin kan overzien. De krabpaal heeft ook een slaapgedeelte met een opstaande rand waar hij zich achter kan verschuilen. Deze oplossingen bieden bescherming tegen verdere activatie van het RAGE- en FEAR-systeem.

Activatie van CARE en SEEKING

Naast vermindering van negatieve emoties worden positieve emoties opgewekt. Sjors vindt aandacht fijn maar niet te veel. Door Sjors wanneer hij ontspannen is op vriendelijke toon toe te spreken (eventueel met een korte aai over zijn kopje) wordt zijn CARE-systeem geactiveerd. Daarnaast wordt zijn SEEKING-systeem geactiveerd door het aanbieden van voerpuzzels en gaan de eigenaren twee keer per dag met een hengel met Sjors spelen. Na het spelen krijgt hij wat lekkers te eten zodat de simulatie van de jacht (jagen, doden en eten) volledig doorlopen wordt. Deze positieve interactie met de eigenaren activeert ook het CARE-systeem.

Herstel van de balans tussen positieve en negatieve emoties

De activatie van de positieve emotionele systemen SEEKING en CARE zorgen ervoor dat Sjors minder vatbaar wordt voor de negatieve emoties uit FEAR en RAGE. Hierdoor zal hij minder angstig en opgewonden reageren op het zien van de buurtkater. Het patrouilleren zal afnemen en het markeren zal zich verplaatsen naar buiten doordat Sjors ten alle tijden toegang heeft tot de tuin.

Esther Bouma, bioloog en kattengedragstherapeut

Met dank aan:
Gedragstherapeut Leida Timmer voor het gebruiken van haar gedragstherapie advies (de naam ‘Sjors’ is fictief) en Diergedragsdeskundige Elian Hattinga van ’t Sant voor haar samenvatting van Panksepps emotionele systemen in relatie tot gedrag van de hond.

Bronartikelen

  • Hattinga van ’t Sant E. (2016) Jaap Panksepp, emoties en bewustzijn bij dieren. Hondenmanieren 1 t/m 10 gebaseerd op Panksepp J, Biven L (2012) The Archaeology of Mind: Neuroevolutionary Origins of Human Emotions.
  • Heath S. (2018) Understanding Feline Emotions and their role in problem behaviours. Journal of Feline Medicine and Surgery 20, pag. 437-444.
  • Katten Academie, kopcursus FGT EMRA/ESTA methode

Referenties

  • Gregg TR, Siegel A (2001). Brain structures and neurotansmitters regulating aggression in cats: implications for human aggression. Progress in Neuro-Psychopharmacology and Biological Psychiatry 25, pag: 91-140.