Blaasgruis, blaasontsteking en andere aandoeningen die bij katten de blaas en/of de urineleider (lagere urinewegen) aantasten vallen onder de  Feline Lower Urinary Tract Disease (FLUTD).  De klinische symptomen van deze aandoeningen lijken erg op elkaar en vaak is het, als er geen verder onderzoek wordt gedaan, moeilijk of zelfs onmogelijk om een onderliggende oorzaak aan te tonen. Hoewel er veel oorzaken voor FLUTD zijn, ontwikkelt een groot deel van de katten ook FLUTD zonder dat er een duidelijke lichamelijke oorzaak is. Dit wordt FIC of Feline Idiopathische Cystitis genoemd.

Symptomen van FLUTD

Katten met FLUTD vertonen vaak één of meer van de volgende symptomen:

  • Dysuriemoeite of pijn bij het urineren. De kat spant zich in om te kunnen plassen. Soms is dit ook pijnlijk en kan er een pijnkreet gehoord worden.
  • Pollakisurie – vaker urineren. Infectie en ontsteking van de blaas en urineleider veroorzaken irritatie waardoor de kat vaker aandrang heeft om te plassen.
  • Hematurie – bloed in de urine. Dit treedt vaak op bij infectie en ontsteking van de lagere urinewegen. De urine kan hierdoor rood verkleuren. Soms is het bloed enkel microscopisch zichtbaar (dit is te testen bij de dierenarts).
  • Onzindelijkheid – het plassen buiten de kattenbak en op ongebruikelijke of ongewenste plaatsen. De ontsteking van de blaas en urineleider geven een sterke aandrang tot urineren en de kat kan het niet altijd ophouden tot aan de kattenbak of tot buiten. Bovendien kan de pijn bij het plassen worden geassocieerd met de kattenbak, waardoor de kat vervolgens de kattenbak probeert te vermijden en onzindelijk wordt.
  • Overmatig poetsgedrag – door de pijn en irritatie in de blaas en urineleider beginnen sommige katten overmatig te likken aan de buik en het perineum (de huid tussen de anus en het scrotum of de vulva) . Dit kan ernstig genoeg zijn om kaalheid en soms zelfs wonden te veroorzaken.
  • Gedragsveranderingen – sommige katten vertonen enkel gedragsveranderingen zoals onzindelijkheid, agressie of irritatie.
  • Strangurie – de kat zal zich inspannen om te urineren maar dit lukt niet, bijvoorbeeld door obstructie van de urineleider. Dit wordt vooral bij katers gezien, want hun urineleiders zijn langer en smaller dan die van poezen en blokkeren daardoor eerder. Dit is een spoedgeval en de kat moet direct naar een dierenarts worden gebracht.

Welke katten lopen het meeste risico op FLUTD?

Naar schatting krijgt jaarlijks 1-3% van de kattenpopulatie FLUTD. Dit is dus een regelmatig voorkomend probleem bij de kat. Vanwege de diverse oorzaken kunnen zowel katers als poezen van alle leeftijden en rassen FLUTD krijgen, maar over het algemeen wordt de aandoening het vaakst gezien bij:

  • Katten van middelbare leeftijd
  • Gecastreerde katten
  • Katten met overgewicht
  • Katten die weinig beweging krijgen
  • Katten die weinig of niet buiten komen
  • Katten die enkel brokken krijgen

Oorzaken van FLUTD

Er zijn diverse oorzaken van FLUTD, maar het relatieve belang van deze oorzaken verschilt per land en per kattenpopulatie. Een aantal van deze oorzaken zijn:

  • Urolithiasis – deze term wordt gebruikt om blaasstenen te omschrijven. Net als mensen, kunnen katten stenen in de blaas ontwikkelen. De twee meest voorkomende types (wat betreft samenstelling) zijn ‘magnesium ammonium fosfaat’  (of ‘struviet’) en ‘calcium oxalaat’  stenen. Deze twee soorten blaasstenen zijn aanwezig in 80-90% van de katten met urolithiasis.  Bij 10-15% van de katten met FLUTD is urolithiasis de oorzaak.
  • Bacteriële infectie – bacteriële cystitis (bacteriële infectie van de blaas) is de meest voorkomende oorzaak van lagere urinewegproblemen, maar komt weinig voor bij katten met FLUTD (5-15%). Bacteriële cystitis komt vooral voor bij oudere katten.
  • Urethrale plugobstructie van de urineleider bij de kater kan worden veroorzaakt door een ‘urethrale plug’. Hierbij is er een opstapeling van eiwitten, cellen, kristallen en neerslag in de urine die samen een ‘plug’  vormen die niet kan worden uit geplast. Andere oorzaken van obstructie van de urineleider zijn kleine blaasstenen die vast komen te zitten in de urineleider of sterke spierspasmen van de urineleider (die op kunnen treden bij erge ontsteking/irritatie).
  • Anatomisch defect – soms kan een defect in de lagere urinewegen vergelijkbare symptomen geven. Meestal gebeurt dit in het geval van een vernauwing van de urineleider. Na een beschadiging van de urineleider wordt bindweefsel (het litteken) gevormd tijdens het genezingsproces. Dit bindweefsel kan de doorsnede van de urineleider erg verkleinen waardoor het moeilijk wordt voor katten om normaal te urineren.
  • Neoplasie – hoewel dit zeldzaam is, moet vooral bij oudere katten met symptomen van FLUTD ook altijd de aanwezigheid van een tumor (kanker) in de blaas of de urineleider worden overwogen.  De meest voorkomende blaastumor is een ‘transitioneel cel carcinoom’.
  • Idiopathische cystitis – ondanks een aantal duidelijke oorzaken voor FLUTD kan in het merendeel van de katten (waarschijnlijk rond de 60-70%) geen onderliggende oorzaak worden aangetoond. Bij deze katten wordt er gesproken over ‘feline idiopathische cystitis’ (FIC): ontsteking van de blaas zonder aanwijsbare oorzaak (zie ook het artikel Feline idiopathische cystitis).

Onderzoek in FLUTD patiënten

Bij katten met FLUTD waar de symptomen aanhouden, ernstig zijn of terugkeren, is het belangrijk te proberen een onderliggende oorzaak aan te tonen. De meest gebruikte onderzoeken zijn:

  • Urineonderzoek – het verzamelen van urine voor microscopisch en bacteriologisch onderzoek (om bacteriële infectie uit te sluiten) is een belangrijke stap.  De dierenarts verzamelt mogelijk urine door een dunne naald direct in de blaas te steken (‘cystocentese’ genoemd). Dit is een goede manier om urine te verzamelen omdat de urine niet kan worden besmet met bacteriën die ergens anders vandaan komen. Het is een eenvoudige procedure en de meeste katten reageren niet pijnlijk op de naald.
  • Röntgenfoto’s – het maken van röntgenfoto’s van de blaas en de urineleider kan zeer nuttig zijn voor het aantonen van een aantal oorzaken van FLUTD. Sommige blaasstenen zijn gemakkelijk te zien op röntgenfoto’s, maar soms is het nodig een ‘contrast röntgenfoto’  te maken. Hierbij wordt contrastvloeistof in de blaas gespoten via een katheter die in de urineleider is geplaatst.  Dit zorgt ervoor dat de blaas en de urineleider beter zichtbaar zijn en kan zo helpen bij het diagnosticeren van blaasstenen, vernauwingen van de urineleider en tumoren.  Dit is een eenvoudige procedure. Het maken van een contrast röntgenfoto wordt onder narcose uitgevoerd zodat de kat geen ongemak ondervindt en niet beweegt als de röntgenfoto’s worden gemaakt.
  • Echografie – er kan ook een echo van de blaas worden gemaakt. Hiermee is het mogelijk blaasstenen, verdikking van de blaaswand enzovoorts aan te tonen.
  • Biopten – soms is het nodig een biopt (weefselstaal) van de blaaswand te nemen, vooral als wordt vermoed dat er een tumor aanwezig is. Dit biopt wordt genomen door middel van een operatie, hoewel het bij kleine biopten soms ook mogelijk is het weefselstaal te verzamelen door middel van een katheter die via de urineleider in de blaas wordt geplaatst (‘zuigbiopt’).

Behandeling van FLUTD

De behandeling van FLUTD is afhankelijk van de onderliggende oorzaak. In het algemeen is zorgen dat de kat meer drinkt en vaker plast gunstig voor alle FLUTD katten.  Mogelijke maatregelen zijn: nat voer (blik of zakjes) geven in plaats van droog voer, drinken stimuleren (bijvoorbeeld door meer waterbakken of een waterfontein), te zware katten af laten vallen, lichaamsbeweging stimuleren en goed kattenbakmanagement (zie ook het artikel De huisvestingsbehoeftes van katten).

Bacteriële cystitis
Katten met bacteriële cystitis (bacteriële infectie van de blaas) reageren over het algemeen goed op de juiste antibioticabehandeling.  De keuze voor een bepaald antibioticum moet idealiter worden gebaseerd op een bacteriële kweek en een gevoeligheidstest van de bacteriën (dit wordt in een laboratorium uitgevoerd en geeft aan welke antibiotica het beste werken). Bacteriële cystitis is relatief zeldzaam bij katten en antibiotica mogen daarom alleen worden ingezet als er een sterk vermoeden is van bacteriële infectie of als dit is bewezen met (bacteriologisch) onderzoek van de urine.

Urolithiasis (blaasstenen)
Blaasstenen worden meestal verwijderd door middel van een blaasoperatie. Bij sommige types stenen (vooral struviet) kan worden geprobeerd de stenen op te lossen met een speciaal dieet. Bij de dierenarts zijn speciale diëten verkrijgbaar, die ontwikkeld zijn om de samenstelling van de urine zo te wijzigen dat de bestaande stenen worden opgelost of wordt voorkomen dat er nieuwe stenen worden gevormd. Sommige steensoorten (zoals calcium oxalaat) kunnen niet worden opgelost. Een operatie is dan altijd noodzakelijk om de stenen te verwijderen.
Een speciaal dieet van de dierenarts kan helpen voorkomen dat nieuwe blaasstenen worden gevormd, ongeacht of de kat eerst een operatie heeft ondergaan. Het voeren van een nat voer (zakjes, blik) in plaats van een droog voer verhoogt de wateropname van de kat,  waardoor de kans op vorming van nieuwe blaasstenen ook wordt verminderd.

Urethrale plug
Een urethrale plug die de urineleider blokkeert, is een spoedgeval! Een geblokkeerde urineleider bij een kat kan binnen twee tot drie dagen tot acuut nierfalen leiden, dus het snel oplossen van de obstructie is essentieel.
Urethrale plugs (of stenen in de urineleider) worden verwijderd onder narcose, omdat dit pijnlijk is voor de kat. Bovendien is bij het verwijderen van de obstructie bij een wakkere kat een groter risico op erge beschadiging van de urineleider.  Nadat de obstructie is opgelost kan de urineleider nog steeds erg ontstoken zijn, wat kan zorgen voor blijvende zwelling en spasmen van de spieren in de urineleider. Urineren blijft vaak moeizaam gedurende een aantal dagen na de behandeling. Sommige katten worden daarom opgenomen bij de dierenarts om de vooruitgang in de gaten te houden. Afhankelijk van de ernst van het probleem, kan het bij sommige katten nodig zijn dat ze een infuus krijgen. Sommige katten houden gedurende een aantal dagen een urinekatheter in. Medicatie tegen de pijn, zwelling en spierspasmen zijn belangrijk.
Om te voorkomen dat de urethrale plugs terug komen, zal de dierenarts over het algemeen een nat voer (blik, zakjes) aanraden in plaats van of gecombineerd met een droog dieet. Dit bevordert de wateropname en verhoogt de frequentie van het plassen. In de urethrale plugs zijn vaak struviet (magnesium ammonium fosfaat) kristallen aanwezig en hoewel deze de obstructie niet veroorzaken, dragen ze er vaak wel aan bij. Een dierenarts kan daarom voorstellen een speciaal dieet te geven dat de kans op vorming van deze kristallen vermindert en daarmee de kans op vorming van nieuwe plugs vermindert. Er wordt gedacht dat katten met een urineleider obstructie ook vaak onderliggende idiopathische cystitis (FIC) hebben, dus er kan worden overwogen dit ook te behandelen.

Urethrale stricturen
De vernauwing van de urineleider is soms moeilijk op te lossen. Chirurgie is over het algemeen noodzakelijk. Het succes van de operatie is afhankelijk van de mate van vernauwing en waar de vernauwing precies is gelegen.

Feline idiopathische cystitis
Controle van FIC is complex, omdat de onderliggende oorzaken niet bekend zijn. Er zijn echter meerdere mogelijkheden om de blaasconditie van de kat te verbeteren. Belangrijke maatregelen zijn onder andere zorgen dat de kat meer drinkt en het verminderen van stress bij de kat. Dit wordt uitgebreider besproken in het artikel over FIC.

Blaastumor – transitioneel cel carcinoom
Blaastumoren zijn gelukkig zeldzaam bij katten. Het transitioneel cel carcinoom is de meest geziene tumor en dit komt vooral voor bij oudere katten. Tegen de tijd dat de kat klinische symptomen vertoont is de tumor vaak al lange tijd aanwezig en operatief verwijderen van de tumor is dan vaak geen optie meer.
Chemotherapie kan helpen doordat het de tumor verkleint en de levenskwaliteit van de kat verbetert. In een aantal gevallen kan de toediening van non-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID’s), zoals piroxicam of meloxicam, helpen. Deze medicijnen worden over het algemeen goed verdragen en hebben, naast het ontstekingsremmende effect, soms ook een remmend effect op tumorale groei. Transitioneel cel carcinoom lijkt één van de tumoren te zijn die reageert op therapie met NSAID’s en er wordt soms een enorme verbetering gezien. NSAID’s kunnen de kat echter niet genezen en de tumor zal op termijn weer terug komen/verder groeien.

Sanne van Aerts, dierenarts gezelschapsdieren

Referentie

Dit artikel is met toestemming van International Cat Care vertaald. De tekst is op een aantal plaatsen aangepast. Klik hier voor het originele artikel (Engels).