De meeste katteneigenaren zijn zeer gehecht aan hun kat. Maar is dat wederzijds? Zijn onze katten ook zo gehecht aan ons? Of zijn het asociale dieren die ons eigenlijk niet nodig hebben? Missen ze ons als we weg zijn? Dit artikel vat een aantal van de nieuwste wetenschappelijke artikelen over het (anti)sociale gedrag van de huiskat samen.

De kat als ideaal huisdier

De kat (Felis silvestris catus) en de hond (Canis lupus familiaris) behoren tot de meest populaire huisdieren in Europa en de Verenigde Staten (Euromonitor, 2013). Het algemene beeld is dat katten onafhankelijker zijn dan honden. Hierdoor lijkt de kat het ideale huisdier voor eigenaren die veel van huis zijn (Bernstein 2007). Maar is dat wel zo? Ook katten kunnen, net als honden, last hebben van verlatingsangst; wat duidt op een sterke gehechtheid aan de eigenaar. Verlatingsangst bij katten uit zich in onzindelijkheid, niet willen eten, overmatig miauwen, overmatig wassen en het vernielen van spullen wanneer de eigenaar afwezig is (Schwartz 2002).

Asociaal en onafhankelijk of sociaal en gehecht?

Ondanks dat verlatingsangst niet heel vaak voorkomt bij katten roept het de vraag op of de hedendaagse kat nog steeds zo onafhankelijk en asociaal is als de meeste mensen denken. Twee onderzoekers van de Universiteit van Lincoln (Verenigd Koninkrijk) hebben deze stelling in 2015 onderzocht. Alice Potter en Daniel Mills stelden zichzelf de vraag of honden en katten hun eigenaar herkennen én of ze hun eigenaar associëren met veiligheid. Hiervoor hebben zij gebruik gemaakt van de ‘Ainsworth Strange Situation (ASS) Test’. Deze test is in de jaren 70 ontwikkeld om onderzoek te doen naar de band tussen moeder en kind.

Een hechtingsexperiment bij katten

Tijdens de originele ASS test wordt een kind samen met de moeder in een onbekende ruimte geplaatst. In deze ruimte ligt speelgoed waar het kind mee kan spelen. Na een tijdje komt een onbekend persoon de ruimte binnen en wanneer het kind even niet kijkt, verlaat de moeder de ruimte. De meeste kinderen worden onrustig tijdens de kortdurende afwezigheid van de moeder. Wanneer de moeder terugkomt vertonen de meeste kinderen hetzelfde gedrag: ze gaan snel op hun moeder af. Volgens de onderzoekers toont dit aan dat het kind de moeder als veilig ervaart en aan haar gehecht is. Mills en Potter hebben de ASS Test aangepast waarbij soms de eigenaar en soms een vreemde persoon de kamer verlaat. Tijdens de afwezigheid van de eigenaar werd de hond of kat door de onbekende uitgenodigd tot spel. Bij honden zagen de onderzoekers hetzelfde resultaat als bij kinderen: wanneer de eigenaar de onderzoeksruimte verliet werden de honden onrustig en wanneer de eigenaar terugkwam renden de honden direct op de eigenaar af. Dit gedrag suggereert dat honden hun eigenaar herkennen én als ‘veilig’ ervaren.

De twintig katten in het onderzoek lieten dit typerende gedrag niet zien. Sommige katten miauwden wanneer de eigenaar de onderzoeksruimte verliet, maar verder zagen de onderzoekers geen aanwijzingen dat de kat de eigenaar miste tijdens diens afwezigheid. De katten vertoonden geen zoekgedrag en lieten zich zelfs verleiden tot spel met de onbekende persoon. Wanneer de eigenaar terugkeerde in de onderzoeksruimte liepen de katten niet direct naar de eigenaar toe. Voor een (Engelstalig) voorbeeld van de ASS Test met een kat zie https://www.wimp.com/how-attached-are-cats-to-their-owners/. De onderzoekers concluderen hieruit dat de kat zijn eigenaar niet nodig heeft als bron van veiligheid. Dit verschil tussen mensen en honden aan de ene kant en katten aan de andere kant verklaren zij door het feit dat mens en hond obligaat sociale dieren zijn: ze hebben elkaar nodig voor hun overleving. Voor een kat, van nature een semi-solitair levend dier, is dat in veel mindere mate het geval.

Kritische noot bij het onderzoek van Potter en Miller

In tegenstelling tot honden, gedragen katten zich per definitie anders in een vreemde omgeving dan in hun eigen huis (Bradshaw 2016). Katten vertonen buiten hun territorium ander, meer solitair gedrag dan binnen hun territorium waar ze zeer hechte banden kunnen aangaan met hun huisgenoten. Katten hebben graag controle over een situatie en dat hebben ze per definitie niet in een onbekende situatie. De resultaten van dit onderzoek waren mogelijk anders geweest wanneer dit experiment in een thuissituatie was gedaan.

Kat is blij eigenaar te zien na periode van afwezigheid

Een groep Zweedse onderzoekers (Erikson 2017) heeft het gedrag van katten in reactie op afwezigheid van de eigenaar wél in een thuissituatie bestudeerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat katten wel degelijk blij zijn hun eigenaar weer te zien (en misschien zelfs te missen) na een periode van afwezigheid. De onderzoekers hebben het gedrag van veertien katten in een thuissituatie bestudeerd en keken naar uitingen van sociaal gedrag en stress voor, tijdens en na een periode van afwezigheid van de eigenaar. Het gedrag van de katten werd bestudeerd in twee condities, gedurende een periode van dertig minuten en gedurende een periode van vier uur.

Wanneer men de twee condities vergeleek zagen de onderzoekers geen verschillen in gedrag in de periode voordat de eigenaar wegging, niet tijdens diens afwezigheid en ook niet tijdens vijf minuten voor terugkomst. Maar tijdens de hereniging waren er wel duidelijke verschillen! De katten spinden significant meer en strekten ook significant vaker hun lichaam uit wanneer de eigenaar vier uur was weggeweest. Dit Zweedse onderzoek laat zien dat de meeste katten het geen probleem lijken te vinden om vier uur alleen te zijn. Maar de sterkere uitnodiging tot contact vanuit de kat, wanneer zij haar eigenaar langdurig niet heeft gezien, wijst erop dat de eigenaar een belangrijk onderdeel van de sociale omgeving van de kat is.

De sociale kat

Dat katten interactie met mensen waarderen, en zelfs opzoeken, is ook aangetoond in twee studies van de Universiteit van Oregon (Verenigde Staten). In 2017 lieten de onderzoekers katten kiezen tussen sociale interactie met een mens, voedsel, speeltjes en geurstimuli zoals valeriaan. De onderzoekers bekeken de voorkeur van katten in een asiel maar ook van katten in een thuissituatie. Hoewel er uiteraard individuele verschillen waren tussen de katten had het merendeel van de katten een voorkeur voor de aandacht van mensen (50%), boven voedsel (37%), speeltjes (11%) en geurstimuli zoals valeriaan (2%).

Aandacht of negeren?

In een heel recent onderzoek uit 2019 (Vitale & Udell) werd de reactie op de mate van aandacht, gegeven door een bekend en een onbekend persoon, nader onderzocht. Dit werd gedaan bij 23 katten in een asiel en bij 23 katten in hun eigen huis. De kat werd in een kamer gebracht waar een onbekende op de vloer zat. Gedurende twee minuten negeerde de persoon de kat maar daarna mocht de onbekende gedurende twee minuten de kat bij zijn naam roepen en aaien. Bij de katten in de thuissituatie werd dit experiment ook nog eens gedaan met de eigenaar.

Zowel de katten in het asiel als de katten in de thuissituatie spendeerden meer tijd rond de persoon wanneer die hen aandacht gaf dan wanneer die hen negeerde. Er was wel een verschil tussen de asielkatten en de huiskatten: de asielkatten spendeerden significant meer tijd rond de ‘negeerder’ dan de huiskatten; ook vocaliseerden (miauwden) de asielkatten significant vaker dan de huiskatten, mogelijk om aandacht te trekken. Dit verschil wordt mogelijk veroorzaakt doordat de katten in het asiel minder aandacht krijgen (en dit dus wel willen) dan huiskatten. Een andere verklaring kan zijn dat de asielkatten geleerd hebben dat onbekenden een bron van aandacht en voedsel kunnen zijn.

Een opvallend resultaat is dat de huiskatten niet anders reageerden op de vreemde persoon dan op de eigenaar en dat hadden de onderzoekers wel verwacht. Er was namelijk geen verschil in de tijd die de kat rond de vreemde of de eigenaar spendeerde en ook niet in het aantal vocalisaties.

Een kritische noot op dit onderzoek komt van John Bradshaw, één van dé experts op het gebied van kattengedrag. Hij zegt tegen de Washington Post: “Het is jammer dat de onderzoekers de huiskatten niet ook getest hebben in een vreemde omgeving, katten kunnen namelijk heel verschillend reageren; afhankelijk van het feit of ze een locatie kennen of niet”.

Conclusie

De besproken onderzoeken laten zien dat er variatie is in de mate van ‘sociaal gedrag’ van katten en hun gehechtheid aan ‘hun mens’. De variatie in sociaal gedrag wordt beïnvloed door genen, (vroege) ervaringen met dieren en mensen, en sociale leerervaringen later in het leven (Bradshaw 2016). Afhankelijk van de mate van ‘sociaalheid’ zijn katten in meer of mindere mate in staat om met elkaar, en met mensen en andere dieren samen te leven. Dat katten socialer zijn dan we denken uit zich in een breed arsenaal van aan communicatiesignalen; van onzichtbaar (feromonen), subtiel (aanstaren, blokkeren) tot duidelijk zichtbaar (bijvoorbeeld ‘tail-up’). Er is nog veel onbekend over de kat en de ontwikkeling van haar (sociale) gedrag maar dat katten toch niet zo asociaal en onafhankelijk zijn, dringt steeds meer tot ons door.

Esther Bouma, bioloog en kattengedragstherapeut

Referenties