Feromonen, raadselachtige stofjes die een belangrijke rol spelen in de kattencommunicatie en de inspiratie zijn voor verschillende feromoonproducten. Dit artikel gaat in op de volgende vragen: wat zijn feromonen? Welke rol spelen feromonen in het leven van de kat? En kun je ongewenst kattengedrag verhelpen met synthetische feromonen?

Wat zijn feromonen?

Het woord ‘feromoon’ komt van de Griekse woorden Pherein (dragen) en Horman (stimuleren) (Karlson & Lüscher 1959). In eerste instantie werd verondersteld dat deze bijzondere vorm van signaalstoffen alleen bij insecten voorkomt, maar al snel werd bekend dat feromonen ook een belangrijke rol spelen in de communicatie in zoogdieren.
Feromonen spelen een rol bij seksuele aantrekking, de sociale organisatie van een groep, bij communicatie tussen ouders en hun jongen en bij de voortplanting. Feromonen zijn niet hetzelfde als hormonen, al hebben ze soms een vergelijkbaar effect. Hormonen worden namelijk alleen binnen het lichaam getransporteerd en feromonen verlaten het lichaam.
Het ene dier scheidt een feromoon af en wanneer dit wordt opgevangen kan dat leiden tot een lichamelijke verandering of gedragsverandering bij de ontvanger. Feromonen zijn soort-specifiek; dit betekent dat een feromoon dat geproduceerd wordt door een hond geen reactie opwekt bij een kat.
Feromonen zijn in te delen in verschillende groepen (Wilson & Bossert 1963): ‘releasers’ met een direct effect, meestal op gedrag, ‘primers’ met een langdurig effect, meestal op het hormoonstelsel of het zenuwstelsel en ‘identifiers’ die de ontvanger informatie geven over de identiteit, seksuele status en gemoedstoestand van de zender. De reactie op een feromoon is grotendeels aangeboren (Stowers & Marton, 2005) maar feromonen kunnen ook aangeleerd gedrag oproepen (Logan et al. 2012); afhankelijk van de situatie en ervaringen kan hetzelfde feromoon tot verschillend gedrag leiden bij twee ontvangers.

Welke rol spelen feromonen in het leven van de kat?

Aangezien de meeste wilde katachtigen een solitaire levensstijl hebben en ook onze huiskatten meestal op verschillende tijden op dezelfde plaats zijn, is communicatie via geuren en feromonen essentieel (Leyhausen 1965). Geuren en feromonen geven informatie wie waar is geweest en over de seksuele status en gezondheid van andere katten.
Chemische signaalstoffen zoals feromonen zijn erg belangrijk in kattencommunicatie en het functioneren van sociale systemen. Voorbeelden van deze sociale systemen zijn onder andere de binding tussen moederpoes en haar kitten, herkenning van groepsgenoten en herkenning en markering van territoria (Bradshaw & Cameron-Beaumont, 2000). Naast feromonen produceren katachtigen ook andere chemische signaalstoffen die uniek zijn voor de zender (een soort ‘visitekaartjes’). Met deze signaalstoffen herkennen katten bekende en onbekende individuen (Gorman & Towbridge, 1989).

Figuur 1. Overzicht van feromoon producerende klieren op het kattenlichaam. Rondom de staart liggen de staartklieren, anaalklieren en supracaudale klier. Bij de pootjes liggen de interdigitale klieren en verspreid over de kop heeft de kat oorschelpklieren, temporale klieren, wangklieren, periorale klieren en een submandibulaire klier. ©Purrfectlove

Waar worden feromonen gemaakt?

Feromonen worden geproduceerd in bepaalde klieren op diverse plaatsen in het kattenlichaam: tussen de teentjes, in de melkklieren (van zogende poezen), op de kop, bij de staart en bij de anus. Op de kop zitten de klieren op vijf verschillende plaatsen, namelijk bij de mondhoeken, op de kin, op de wangen, op het voorhoofd en bij de oren. Zie figuur 1 voor een overzicht van de klieren.

Hoe worden feromonen verspreid?

Katten verspreiden feromonen op diverse manieren, namelijk door krabben, sproeien, langs objecten wrijven en via ontlasting en urine. Iedereen kent wel het fenomeen ‘kopjes geven’, waarbij de kat met zijn kopje langs meubels, deurposten, mensen en andere katten strijkt. Afhankelijk van de hoogte van het object wordt er gebruik gemaakt van verschillende kopklieren: hoge objecten worden gemarkeerd met het voorhoofd en de oren, objecten op kophoogte met de kop (van mondhoek tot oor) en lagere objecten met de kin (Verberne & de Boer 1976).

Hoe nemen katten feromonen waar?

Feromonen worden waargenomen in een speciaal orgaan in het verhemelte van de kat. Hiermee onderscheiden feromonen zich van ‘gewone’ geuren; die worden namelijk spontaan waargenomen tijdens de ademhaling. Dit ‘orgaan van Jacobson’ of Vomero Nasaal Orgaan (VNO) staat niet standaard open. Het wordt actief door de kat geopend in reactie op de geur van urine of een krabpatroon op een boom (of de bank). Daarna treedt de ‘flehm response’ op waarbij de bovenlip een beetje omhoog gaat, de mond half open gaat en de kat gedurende een halve minuut een soort grimas vertoont (Hart & Leedy 1987).

Naast het feit dat feromonen en geuren verschillend worden waargenomen, worden ze ook op een andere manier verwerkt in de hersenen (zie figuur 2). Feromonen hebben een direct effect op de amygdala en de hypothalamus waardoor bijvoorbeeld de productie van (geslachts)hormonen beïnvloed kan worden. Geuren gaan via het neusepitheel en de zenuwcellen naar het reukcentrum in de hersenen.

Figuur 2. Verschil in detectie van feromonen en geuren in de hersenen. De groene lijn is de route van ‘gewone’ geuren en de rode lijn is de route voor feromonen. ©Ceva

Welke feromonen zijn er?

De feromonen waarover het meest bekend is, zijn de zogenaamde ‘kopjesferomonen’, het ‘pootjesferomoon’ en het ‘moederferomoon’. Er zijn vijf verschillende kopjesferomonen: F1, F2, F3, F4, F5 (Pageat & Gaultier (2003). De functie van F1 en F5 is nog niet duidelijk maar F2, F3 en F4 zijn betrokken bij markering. F2 wordt voornamelijk geproduceerd in een seksuele context waarbij katers kopjes geven aan objecten om hun seksuele status aan te geven. F3 wordt door de kat gebruikt om zich te oriënteren in het leefgebied door herkenning van gemarkeerde objecten. F4 wordt afgegeven tijdens ‘allorubbing’. Hierbij geven katten kopjes aan andere dieren (en mensen) waardoor de kans op agressief gedrag verkleind wordt (Bradshaw et al. 2012). F4 speelt ook een rol in de interactie tussen bekende katten (Pageat & Gaultier, 2003). Het pootjesferomoon ‘Feline Interdigital Semiochemical’ (FIS) wordt geproduceerd in de klieren tussen de teentjes. Via dit feromoon laat de kat aan andere katten weten dat hij daar is geweest maar het zorgt er ook voor dat de kat zijn krabplek terug kan vinden en daar opnieuw gaat krabben. Na de bevalling wordt in de melkklieren van de moederpoes het zogenaamde ‘Cat Appeasing Pheromone’ oftewel het moederferomoon geproduceerd. Dit feromoon geeft de kittens een veilig gevoel en biedt ondersteuning bij de opbouw van een sociale band tussen de moederpoes en haar kittens. Katten schijnen dit feromoon hun hele leven te herkennen en het heeft ook op latere leeftijd nog steeds een kalmerend effect.

Wat is het effect van synthetische feromonen op het gedrag van katten?

Synthetische varianten van kattenferomonen worden gebruikt in diverse producten. De meeste onderzoeken naar het effect van die producten op kattengedrag betreffen het kopjesferomoon F3. Resultaten zijn zeer wisselend; soms werd er wel effect aangetoond, soms niet. Naar de meer recent op de markt gebrachte synthetische varianten van het pootjesferomoon en het moederferomoon is nog weinig onderzoek gedaan.

Kunnen katten synthetische feromonen waarnemen?

Voor de detectie van een feromoon moet de kat actief het orgaan van Jacobson open zetten en gaan flemen. Dit doet een kat echter alleen wanneer daarvoor een aanleiding aanwezig is, zoals een geur of een visuele prikkel. Het is onduidelijk of synthetische feromonen uit een stopcontactdiffuser gedetecteerd worden door de kat.

Is er een verschil tussen synthetische en natuurlijke feromonen?

Producten met synthetische feromonen hebben geen individuele ‘pootafdruk’ van de zender. Aangezien chemische signalen erg belangrijk zijn in de communicatie tussen katten zou de afwezigheid van die unieke individuele signaalstofjes een verklaring kunnen zijn voor de wisselende effecten van synthetische feromonen op katten(probleem)gedrag. Deze hypothese dient nader onderzocht te worden.

Is er echt voor elk ongewenst kattengedrag een synthetisch feromoonproduct?

Gedragsproblemen zoals angst, agressie en onzindelijkheid zijn erg vervelend voor zowel de eigenaar als de kat. Vaak worden synthetische feromoonproducten aanbevolen om het probleem te verhelpen maar het is niet raadzaam om uitsluitend een feromoonverdamper in te zetten. In de zoektocht naar een oplossing voor een gedragsprobleem kan het beste eerst goed in kaart worden gebracht in welke situaties het gedrag voorkomt, welke prikkel het gedrag opwekt en waarom de kat het gedrag vertoont. Hierna kan eventueel besloten worden of er ter ondersteuning van het therapieplan een feromoonproduct wordt ingezet.

Esther Bouma, bioloog en kattengedragstherapeut in opleiding

Referenties

  • Bradshaw 2012. The behaviour of the domestic cat.
  • Gorman & Towbridge. 1989. The role of odor in the social lives of carnivores. In: Carnivore behaviour, Ecology and Evolution.
  • Hart & Leedy. 1987. Stimulus and hormonal determinants of flehmen behaviour in cats. Hormones and Behavior.
  • Hart BL. 1983. Flehmen Behavior and Vomeronasal Organ Function. In: Chemical Signals in Vertebrates.
  • Karlson & Lüscher 1959. ‘Pheromones’: a New Term for a Class of Biologically Active Substances. Nature.
  • Logan et al. 2012. Learned Recognition of Maternal Signature Odors Mediates the First Suckling Episode in Mice. Current Biology.
  • Leyhausen. 1965. The communal organisation of solitary mammals. Presented at the Symposium of the Zoological Society, London.
  • Pageat & Gaultier, 2003. Current research in canine and feline pheromones. Veterinary Clinics of North America: Small Animal Practice
  • Pageat et al. 2009. Feline interdigital semiochemicals with primers effect for scratching marking. In: Proceedings 7th International Veterinary Behaviour Meeting Edinburgh.
  • Stowers & Marton. 2005. What is a pheromone? Mammalian Pheromones reconsidered. Neuron.
  • Verberne & de Boer. 1976. Chemocommunication among domestic cats mediated by the ofactory and vomeronasal senses. Zeitung fur Tierpsychologie.
  • Wilson & Bossert 1963. Chemical communications among animals. Recent Progress in Hormone Research.